Misschien wel het leukste vak dat ik tot nu toe heb gegeven was ‘recht & literatuur’. Maar evenmin als Wouter Veraart, die deze prachtige uitgave verzorgde, ben ik toen in de handboeken Crainquebille (1901) tegengekomen. En dat voor een verhaal dat destijds in Frankrijk een enorme hit was, al vóór de Tweede Wereldoorlog tweemaal werd verfilmd, en ook door George Orwell hoog werd aangeslagen. Niet ten onrechte: wat mij betreft staat dit verhaal van Nobelprijswinnaar Anatole France op gelijke hoogte met recht & literatuur-klassiekers als L’étranger van Camus. Dat Veraart het nu voor ons aan de vergetelheid heeft ontrukt, verdient daarom uitbundige lof.
Sociale uitsluiting
Het verhaal is eenvoudig: de oude gerespecteerde venter Crainquebille loopt met zijn groentekar door de stad en raakt in discussie met een agent, die hem verkeerd verstaat en arresteert wegens belediging. Ondanks de ontlastende getuigenverklaring van een arts veroordeelt de rechtbank hem ten onrechte tot twee weken gevangenisstraf. Niet het proces of de cel, maar de sociale uitsluiting die hij na zijn vrijlating ervaart, zorgt ervoor dat hij verbitterd afglijdt, aan de drank raakt, en probeert weer in de veilige gevangenis terug te komen.
Wat is er nu zo mooi aan dit verhaal? Het toont de afstand en de botsing tussen twee werelden: die van alledag en die van het recht. Die afstand is nooit helemaal te overbruggen, alle ‘klare taal’, buurtrechters of maatwerk ten spijt. Maar hier gaat het goed mis: ‘agent 64’ luistert niet naar de klachten van Crainquebille, maar neemt aan dat hij ‘kankersmeris’ roept. De rechter kent aan de glasheldere verklaring van de arts, mede door (opnieuw) een misverstand op de zitting, geen doorslaggevende waarde toe, en acht verklaringen van agenten per definitie onfeilbaar.
De Dreyfus-affaire
In zijn commentaar komt Veraart pas na een uitvoerig historisch exposé over de bewijskracht van processen-verbaal in het Nederlandse recht tot een bespreking van de mogelijke gronden daarvoor. Intrigerend is zijn belichting van de historische context van Frances mini-novelle: de Dreyfus-affaire, die Frankrijk destijds in twee kampen verdeelde. Behalve verwijzingen daarnaar – France was pro-Dreyfus – zijn er in het verhaal ook toespelingen op Hobbes te ontwaren, die Veraart de gelegenheid bieden om diens rechtsfilosofie te behandelen. Wat geforceerd doet vervolgens de toepassing van de theorie van de uitzonderingstoestand op het handelen van de twee agenten uit het verhaal aan.
Toeslagenschandaal
Verder verwijst Veraart kort en plichtmatig naar het toeslagenschandaal, niet met betrekking tot Crainquebille, maar onder verwijzing naar een van de andere opgenomen, kortere verhalen: dat van ‘De goede rechter’, die ‘de onbuigzame voorschriften van de wet humaan uitlegt’. Maar een onbuigzame wet was nu juist niet het probleem in de toeslagenellende, waarin het immers ging om de onbuigzame alles-of-niets-beleidsregel van de Belastingdienst/Toeslagen die door de Afdeling bestuursrechtspraak tot wet gefantaseerd werd. De echte parallel met het toeslagenschandaal dringt zich juist in Crainquebille op: vervang de groenteventer door de toeslagouder, agent 64 door de Belastingdienst/Toeslagen, de arts door de rechtbank Rotterdam, en de rechter door de Afdeling bestuursrechtspraak.
Kortom: een zeer aanbevelenswaardige klassieker in soepele vertaling met uitgebreid commentaar.
Crainquebille en het onbuigzame recht, verhalen van Anatole France, met een nabeschouwing van Wouter Veraart, Ars Aequi
- Plusplunt: vergeten klassieker
- Minpunt: Soms wijdlopig commentaar
- vier van vijf sterren

Derk Venema is universitair docent staatsrecht & encyclopedie aan de Open Universiteit.