De beroepsgroep vertrouwde op een coulante benadering van de rechters. Toch ontstond er discussie over de rechtsgeldigheid van stukken die niet in persoon worden uitgereikt. Na een uitspraak van de rechtbank in Amsterdam vond minister Dekker van Rechtsbescherming het noodzakelijk om de coronabetekening in nieuwe wetgeving (spoedwet 2e tranche) te verankeren. Op de dag dat de spoedwet naar de Tweede Kamer ging, concludeerde advocaat-generaal (AG) van de Hoge Raad De Bock, dat de coronabetekening in strijd was met de bestaande wettelijke regels. Dat advies gaf zij nadat een beroep in cassatie was ingesteld. Ze vergeleek het werk van deurwaarders hierbij met dat van pakketbezorgers.
De spoedwet is met terugwerkende kracht tot 16 maart 2020 van kracht geworden. Verder besliste de Hoge Raad op 19 juni dat de coronabetekening toch rechtsgeldig is. Wilbert van de Donk, voorzitter van de KBvG: “De wetgever had gelukkig al eerder wél oog voor het verschil tussen pakketbezorgers en deurwaarders. In de Memorie van Toelichting werd al vermeld dat een deurwaarder niet kan volstaan met het op de stoep achterlaten van zijn exploot. Hij moet ook een instructie geven over de aard van het exploot en hij moet wijzen op de mogelijkheden om hierover contact op te nemen. Ook het risico dat een deurwaarder te maken krijgt met bewoners die hem in het gezicht spugen of fysiek te lijf gaan, is vele malen groter dan voor een pakketbezorger.”
Dit artikel is bijgewerkt op 22 juni 2020.