Creditmanagement is erop gericht om de risico’s van het te laat of niet betalen van facturen te beheersen. De totale waardeketen van creditmanagement bestaat uit meerdere schakels (zie kader) en werkt van vóór de koop tot na de factuur (order to cash). Na de aankoop spelen vooral de schakels voor beheer en incasso van vorderingen een rol: debiteurenbeheer, incassobureaus, incasso-advocaten en gerechtsdeurwaarders dragen hier bij aan het alsnog incasseren van niet-betaalde facturen.
Voor het onderzoek dat VCMB deed waren niet direct alle cijfers beschikbaar. Peeters: “We hebben gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Er is een analyse op basis van CBS-microdata gedaan, er is een enquête onder de leden van het VCMB uitgevoerd en er zijn interviews met leden en gelieerde branche- en beroepsorganisaties, zoals de KBvG, afgenomen. Hieraan hebben we de informatie uit eerdere onderzoeken en publicaties – voornamelijk uit 2019 – toegevoegd. Met name voor het kwantificeren van het betalingsrisico van consumenten hebben we een schatting moeten maken, omdat daar geen volledig dekkende informatiebron voor is. Hoewel de analyse gebaseerd is op de cijfers uit 2019, zijn ze nog steeds valide. Het geeft, zeker in het licht van de coronacrisis, inzicht in het belang van creditmanagement.”
Kredietrisico
Van de totale omzet van het Nederlandse bedrijfsleven van bijna € 1500 miljard wordt jaarlijks € 639 miljard euro geleverd op krediet. Hiervan bestaat € 539 miljard uit zakelijke (B2B) verkopen, factoring en kredietverzekeringen. De overige – naar schatting – € 100 miljard komt voort uit bestedingen van consumenten die achteraf gefactureerd krijgen en uit consumptieve kredieten.
Peeters: “Het totale kredietrisico dat bedrijven lopen, bedraagt ongeveer € 639 miljard. Daarvan wordt bijna een kwart – 23,6 procent, € 151 miljard – te laat betaald. Ten opzichte van het totaal moet ‘slechts’ een kleine twee procent (€ 12,8 miljard) als oninbaar worden afgeschreven. Dat lijkt relatief gezien mee te vallen, maar dit is wel te danken aan de inspanningen van de totale sector. Het laat zien dat als je het creditmanagementproces – hypothetisch gezien – uit zou schakelen, het percentage oninbare vorderingen vele malen hoger zou liggen. Dat leidt tot ongewenste situaties. De kosten om de risico’s te beperken zullen schuldeisers dan uiteindelijk verdisconteren in hun prijzen of marges.”
De manier waarop schuldeisende partijen met kredietrisico’s omgaan, is verschillend volgens Peeters. “Dat heeft met het type organisatie en de kennis over creditmanagement te maken. Rondom risico- en fraudeassessment hebben we daar de laatste tijd heel wat slechte voorbeelden van gezien, met name bij overheidsinstanties. Bij financiële dienstverleners, geldverstrekkers, en onze leden is die kennis wél op orde. Als creditmanagement hier aan de ‘voordeur’ en in het beheer niet goed wordt gedaan, is het kredietrisico vele malen groter en zal, in de regel, de schuldeiser voor de kosten opdraaien. Als de euro’s van de onbetaalde rekeningen afgeboekt zouden worden, leidt dat uiteindelijk tot verlies, minder werkgelegenheid, minder innovatie, maar ook minder belastinginkomsten die niet meer ten goede komen aan de maatschappij.”
Data
Van alle te laat betaalde vorderingen belandt € 9,5 miljard (6,3% van € 151 miljard) bij incassobureaus en gerechtsdeurwaarders. Gerechtsdeurwaarders nemen hiervan meer dan de helft voor hun rekening (€ 5,3 miljard).
Peeters: “Het risico-assessment op financiële producten, zoals leningen, in Nederland is streng, strenger dan landen om ons heen. Dat is goed georganiseerd voor consumenten, bijvoorbeeld door de koppeling met het BKR. Maar we zien dat betalingsachterstanden juist ontstaan bij bestedingen in sectoren die niet gekoppeld zijn met het BKR. Dat is bij een derde van de consumentenbestedingen het geval. De top drie van ernstige betalingsachterstanden bestaat uit zorgverzekeringspremies, energiekosten en belastingen. Dat zijn kostenposten die meestal achteraf worden betaald. Maar potentieel zijn ook uitgaven aan huur en hypotheek betalingsrisico’s. Bedrijven kunnen gebruik maken van kredietverlening en aanvullende diensten zoals kredietverzekeringen en factoring. We zien nu wel dat het voor hen door corona lastiger is geworden om krediet te verkrijgen, omdat de verwachte risico’s moeilijk in te schatten zijn.”
Volgens Peeters ligt er een grote uitdaging voor schuldeisers en creditmanagement als het om het gebruik van data gaat.
“Het is de vraag in welke mate wij als schuldeiser in staat zijn om de kennis en data die in de hele keten beschikbaar is, te gebruiken om verliezen te voorkomen. Handelsinformatie die betalingsrisico’s inzichtelijk maakt, is in B2B al wel beschikbaar, in de B2C-markt is dat nog te beperkt. Die data kun je ook gebruiken bij klantbeheer en het achterstandsbeheer. Hier zit privacywetgeving soms in de weg.”
Pop: “Data is inderdaad zowel aan de ‘voorkant’ als aan de ‘achterkant’ belangrijk. Het begint met de toetsing: bepalen welke klant je welke mogelijkheden wilt aanbieden. Verderop in het proces bij debiteurenbeheer en eventueel bij de incasso wordt data ook steeds belangrijker. Gerechtsdeurwaarders bijvoorbeeld willen op basis van de beschikbare data kunnen filteren wie niet ‘kan’ en wie niet ‘wil’ betalen. Als je dat kunt, kun je ook je processen gerichter op de doelgroep afstemmen.”
Peeters: “Kunnen en willen zijn in de hele sector van toepassing. Kunnen is gelinkt aan solvabiliteit en willen aan moraliteit. In goed portfoliomanagement van je klanten zou de check al hierop moeten zitten. Als bedrijf A data over de slechte betaling van zijn klant mag delen met bedrijf B waar de klant een aankoop doet, dan kan dat uiteindelijk voorkomen dat er veel waarde verloren gaat in de gehele keten. Er zou een constante feedbackloop door de hele keten moeten zijn.”
Maatschappelijke waarde
Het onderzoek rekent ook de maatschappelijke waarde voor die incassobureaus en gerechtsdeurwaarders hebben voor de economie. In totaal incasseren incassobureaus en deurwaarders samen jaarlijks zo’n € 3 miljard voor hun klanten. Dit is omzet die anders niet gerealiseerd zou zijn. Het Nederlandse bedrijfsleven zette in 2017 € 1.455 miljard om en er werkten in totaal 5,3 miljoen werknemers. Elke werknemer vertegenwoordigt daarmee ongeveer € 275.000 aan omzet. Deurwaarders en incassobureaus incasseren dus jaarlijks een bedrag dat gelijk staat aan 11.000 werknemers (3 miljard/275.000).
Pop: “Dat laat denk ik goed zien welke maatschappelijke waarde de sector heeft, naast de economische waarde.” Pop ziet ook een parallel met het werk van gerechtsdeurwaarders. “Van oudsher zijn we gewend om te kijken naar de economische factor: het bedrag dat we succesvol innen. Maar de sociale factor, sociaal incasseren, is tegenwoordig steeds meer de norm. Dan gaat het om het helpen van mensen met schulden: het aansporen van betalen door het aanbieden van een betalingsregeling of het doorverwijzen naar instanties die hulp bieden bij schulden. Je merkt dat als we in staat zijn om mensen beter de weg te wijzen, ook de economische factor verbetert. Daar kunnen we nog winst behalen.”
Peeters: “Het vroeg signaleren van problematische schulden kan denk ik nog veel efficiënter. Schuldeisers moeten nu met heel veel partijen samenwerken om tot een volledig klantbeeld te komen. Daar is het bij elkaar brengen van data belangrijk. Problematische schulden kun je zoveel mogelijk aan de ‘voorkant’ voorkomen: via het vooraf in kaart brengen van de betalingsrisico’s. Verderop in het proces gebeurt dat door de gerechtsdeurwaarder fysiek aan de voordeur.”
‘Krediet verlenen jaagt de economie aan’ – Herman Peeters
‘Sociaal incasseren zorgt voor een beter resultaat’ – Jan Pop
FEIT:Voor elke duizend euro die moet worden afgeschreven, moet bij een marge van vijf procent twintigduizend euro nieuwe omzet gerealiseerd worden om dat te compenseren.