Partnerbijdrage van

Ethische normen zijn de basis voor rechtvaardige oplossingen

Gerechtsdeurwaarders hebben een staatstaak: ze voeren uit wat de rechter heeft beslist. Ondertussen zijn ze ook ondernemer. Hoe zijn die twee zaken te combineren, waar wringt het soms en wat vraagt dit van de gerechtsdeurwaarder zelf? We legden een aantal stellingen voor aan hoogleraar beslag- en executierecht prof. mr. Ton Jongbloed, prof. mr. Elaine Mak, hoogleraar encyclopedie en rechtstheorie, en Wilbert van de Donk, voorzitter van de KBvG.

Delen:

Ethische normen zijn de basis voor rechtvaardige oplossingen

Stelling 1: Marktwerking is een gegeven, maar het zit de staatstaak van de gerechtsdeurwaarder in de weg.

Jongbloed: “Wilbert van de Donk en ik zaten in de Commissie Van der Winkel, die destijds de gerechtsdeurwaarderswet evalueerde. Hieruit is het rapport ‘Noblesse oblige’ voortgekomen. Dat rapport citeert een uitspraak in kort geding van de president van de Rechtbank in Zwolle. Daarin zegt hij – kort gezegd – dat de gerechtsdeurwaarder niet het hulpje van zijn opdrachtgever moet zijn, maar dat hij een onafhankelijke rol moet vervullen. Daar sta ik helemaal achter.

Ik ben ook lid van de tuchtkamer van het gerechtshof in Amsterdam. Niet zolang geleden hoorde ik over een uitspraak van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders. Het ging over een deurwaarder die voor 85% van zijn omzet afhankelijk was van één en dezelfde opdrachtgever. Dat werd niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht. Als die zaak in hoger beroep aan de orde zou komen, zou ik toch vragen willen stellen. Misschien was het een heel bijzondere situatie, maar de vraag is of je je als gerechtsdeurwaarder in zo’n geval misschien toch eerder laat beïnvloeden dan wanneer het een incidentele opdrachtgever is.”

Ton Jongbloed>: ‘De gerechtsdeurwaarder moet niet het hulpje van zijn opdrachtgever zijn.’

Mak: “Ik zie dat hier twee stelsels van waarden door elkaar heen lopen. Aan de ene kant de rechtsstatelijke waarde, waarbij de gerechtsdeurwaarder een onafhankelijke taak heeft en hieraan invulling geeft op basis van publieke waarden. Dan gaat het erover wat we rechtvaardig vinden. En aan de andere kant het stelsel van marktwerking. Dan gaan eisen die samenhangen met effectiviteit en efficiëntie een rol spelen. Dat hoeft in beginsel helemaal niet verkeerd te zijn, die eisen kunnen immers ook een kwaliteitsimpuls geven: je kunt meer gaan nadenken over het doel van je taak en over de transparantie in de communicatie als gerechtsdeurwaarder richting opdrachtgevers en schuldenaars.

De risico’s kun je enerzijds als beroepsorganisatie zelf oppakken door te kijken welke standaarden je hanteert. Maar de risico’s hangen ook samen met de houding van de gerechtsdeurwaarder als professional. Dan kom je meer op het terrein van de professionele ethiek.”

Van de Donk: “Het blijft een spanningsveld: marktwerking versus staatstaak. Ik denk dat het op zich goed is dat de specifieke staatstaak bij wijze van monopolie is overgedragen aan een openbaar ambtenaar die ook zijn eigen boterham moet verdienen. Maar we hebben gezien dat die marktwerking vooral invloed heeft gehad op de tariefstelling. De beroepsorganisatie onderkende ook zelf dat de marktwerking hier en daar de neiging had om door te slaan en dat er af en toe perverse – financiële – prikkels vanuit konden gaan. Daarom heeft de KBvG de verordening ‘begrenzing tariefmodellen’ opgesteld.

De discussie over onafhankelijkheid binnen de beroepsgroep liep al langer. Die zie je terug in de mate waarin een deurwaardersorganisatie participatie toestaat door derden, maar ook in de omzetafhankelijkheid van een opdrachtgever. Gelukkig is het onderwerp van participatie afgerond met de goedkeuring van de verordening Deelneming gerechtsdeurwaarders. Maar een deurwaarder die 85% van zijn omzet haalt uit één opdrachtgever kun je inderdaad niet meer onafhankelijk noemen. Daarentegen is het wel zo dat volstrekte onafhankelijkheid een illusie is: niemand is onafhankelijk.”

Stelling 2: Deurwaarders ondernemen in gebondenheid, vanwege hun staatstaak. Dat betekent óók dat de Staat een zorgplicht heeft naar gerechtsdeurwaarders.

Mak: “Dit kun je opsplitsen in drie niveaus: het constitutionele niveau van wet- en regelgeving, het beleidsmatige niveau van professionele standaarden en het niveau van de individuele deurwaarders. Ik hoor dat er veel bij een deurwaarder – het derde niveau – zelf wordt neergelegd als het gaat om ethisch handelen in combinatie met zijn ondernemerschap. Maar er zit een grens aan wat je kunt vragen van gerechtsdeurwaarders als individuele professionals. In andere juridische professies zie je vergelijkbare spanningen: met beperkte middelen moeten professionals zoveel mogelijk zaken afhandelen.

De vraag is of je, wanneer het in de praktijk soms misgaat, meer aandacht moet besteden aan het omgaan met ethische dilemma’s via opleiding en training of dat je juist aan de bovenkant moet aandringen op aanpassing van regelgeving.”

Van de Donk: “De laatste tien jaar heeft KBvG, vaak op eigen initiatief, regels en verordeningen gemaakt. Zoals over de tarieven en de onafhankelijkheid bij de participatie in deurwaarderskantoren. Ik durf te zeggen dat we inmiddels een beetje uitgeregeld zijn: alles wát er te regelen valt, hébben we wel geregeld. En er is ook een grens aan wat je als pbo allemaal moet regelen.

Een zorgplicht hoeft wat mij betreft niet, maar waar ik een groot voorstander van ben is dat er meer aandacht besteed wordt aan ethische standaarden en normen voor de beroepsgroep. Die druk voelen we zeker met een kabinet dat veel aandacht heeft voor de schuldenproblematiek. Ik ben blij dat in de opleiding voor gerechtsdeurwaarders ethiek al onderdeel is van de modules. Gerechtsdeurwaarders hebben behoefte aan normstellende kaders over wat er wel en niet mag. Wat mij betreft mag de minister voor Rechtsbescherming daarin een veel grotere regierol nemen. Als beroepsgroep zijn we, denk ik, goed ik staat om de ethische discussies vervolgens zelf te voeren.”

Wilbert vd Donk: ‘We zijn inmiddels wel een beetje uitgeregeld.’>

Mak: “Wat hier meespeelt is dat minister Dekker nogal inzet op maatschappelijke effectiviteit: burgers oplossingen bieden voor hun problemen. Dat zie je ook terug in zijn benadering van de rechtspraak, bijvoorbeeld bij de Experimentenwet rechtspleging. Daardoor komt de aandacht meer bij individuele problematiek te liggen. Dat is op zich goed – het wakkert bijvoorbeeld de inventiviteit aan – maar het gaat naar mijn idee voorbij aan de fundamentele afweging op welke manier we in algemene zin zaken op een rechtvaardige manier willen regelen. Dat is een taak van de Staat. Daarbij is het belangrijk dat de overheid nóg verder afbakent welke taak bij wie hoort.”

Elaine Mak: ‘De Staat moet niet alleen streven naar effectieve, maar ook naar rechtvaardige oplossingen.’>

Stelling 3: De toenemende aandacht voor bescherming van de schuldenaar maakt gerechtsdeurwaarders kwetsbaar. Geen zaken betekent tenslotte geen werk.

Van de Donk: “Zo zwart-wit is het niet. De toenemende druk om de schuldenproblematiek aan te pakken, gaat niet per definitie ten koste van het werkaanbod en de omzet voor gerechtsdeurwaarders. Dat is nu eenmaal de politieke realiteit waarmee we te maken hebben.

Het gaat steeds meer om gepaste aandacht voor de schuldenaar in de vorm van maatschappelijk verantwoord incasseren. Gerechtsdeurwaarders zijn goed in staat om daarop te acteren. Daar past de rol van coördinerend gerechtsdeurwaarder per 1 januari 2021 goed in. In die rol brengt een deurwaarder in kaart wat de afloscapaciteit van een schuldenaar is en voert hij de regie over de uitvoering. Dat is de best denkbare rol voor gerechtsdeurwaarders als het gaat om de executie bij problematische schulden.”

Mak:  “Die rol past ook in het beeld van de jurist als T-shaped professional. Dat betekent dat je niet alleen op de hoogte bent van de wet- en regelgeving, maar dat je ook in staat bent om bijvoorbeeld sociale, psychologische en economische aspecten mee te nemen in de benadering van een vraagstuk. De schuldenproblematiek is een mooi voorbeeld van zo’n meer holistische benadering, waarbij er dus meer aandacht is voor de mens achter het probleem. Dit kan ook goed meegenomen worden in de opleiding tot gerechtsdeurwaarder.”

Jongbloed: “Uitgangspunt blijft natuurlijk dat wanneer iemand een executoriale titel overlegt, het de plicht van de gerechtsdeurwaarder is om die dan ook ten uitvoer te leggen. Maar ik vind dat een deurwaarder in sommige gevallen ook zijn twijfels bij een zaak moet kunnen hebben.

Het is daarom goed dat de deurwaardersopleiding aandacht besteedt aan deze ethische aspecten. Ook zou het goed zijn dat er, bijvoorbeeld bij de KBvG, een vertrouwenspersoon is die een deurwaarder kan adviseren.”

Delen:

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders is een publiekrechtelijke beroepsorganisatie (pbo) met een verordenende bevoegdheid krachtens de Grondwet. Alle in Nederland gevestigde gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en…

Meer berichten van partner

Scroll naar boven