De rechtbank Rotterdam moest oordelen of een man, die in zijn jeugd te maken had met kinderbeschermingsmaatregelen, daarover stukken kon inzien. Toentertijd had de rechtbank een uithuisplaatsing, ondertoezichtstelling en beëindiging van het ouderlijk gezag uitgesproken. Deze man, inmiddels volwassen, vroeg de rechtbank om inzage in de procesdossiers van deze zaken. Hij stelde dat hij niets meer weet over zijn vroege jeugdjaren en dat niemand hem daarover iets kan of wil vertellen. Met de informatie uit de procesdossiers kan hij zijn identiteit vormen en rust krijgen, zo luidde zijn betoog.
Prejudiciële vragen
De rechtbank Rotterdam stelde in de zaak zogenoemde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Die betroffen onder andere de vraag of er een wettelijke grondslag is voor het geven van inzage in of afschriften van stukken uit procesdossiers van afgesloten jeugdbeschermingszaken die de rechtbank bewaart.
Toegang tot informatie
De Hoge Raad erkent dat een persoon die als kind (gedeeltelijk) is opgegroeid in pleegzorg belang heeft bij het verkrijgen van informatie van overheidsinstanties die nodig is om zijn kindertijd en vroege ontwikkeling te kennen en te begrijpen. Dit belang wordt beschermd door artikel 8 EVRM. De Nederlandse Staat is verplicht om te voorzien in een effectieve en toegankelijke procedure waarmee toegang tot die informatie kan worden gekregen. Toch is dit niet zo wettelijk geregeld.
Geen grondslag
Zo bevat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen grondslag voor het geven van inzage in of afschriften van stukken uit de procesdossiers van afgesloten civiele zaken (waaronder jeugdbeschermingszaken) door gerechten. In deze wet is alleen geregeld dat iedereen die dat wil recht heeft op een afschrift of uittreksel van uitspraken, maar een grondslag voor het verstrekken van andere stukken uit het procesdossier ontbreekt. Iets vergelijkbaars geldt voor de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG): ook die geeft volgens de Hoge Raad niet een algemene aanspraak op inzage in of afschrift van stukken uit procesdossiers.
Jeugdwet
Dan is er nog de Jeugdwet: die regelt dat personen die in hun jeugd te maken hebben gehad met kinderbeschermingsmaatregelen (zoals een ondertoezichtstelling) bij een jeugdbeschermingsinstantie inzage in en afschrift kunnen krijgen van (stukken uit) het jeugdbeschermingsdossier. Daarmee is in beginsel voorzien in de procedure zoals door artikel 8 EVRM vereist. Maar via deze procedure zal een betrokkene mogelijk niet altijd alle informatie kunnen krijgen waarop hij op grond van artikel 8 EVRM recht heeft. Nu het langs deze wegen niet (goed) mogelijk is voor een betrokkene om de informatie te krijgen waar hij recht op heeft, is het aan de wetgever om daarvoor een regeling te treffen. Dit gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten.