Goedemiddag Literatuurvrienden!
Hoewel ‘High Fidelity‘ van Nick Hornby geen diepe indruk op mij heeft gemaakt, sterker nog mij nogal eens aanzienlijk heeft verveeld tijdens het lezen, heb ik wel wat met hoofdpersoon Rob Fleming, een vijfendertigjarige aan popmuziek verslaafde eigenaar van een slecht lopende platenzaak. Het is overigens alleen die verslaving aan popmuziek die het ‘m doet. De flipperkastrelaties van Rob en de top-tienlijstjes die hij van zijn ex-vriendinnen aanlegt vond ik vermakelijk, maar ook vermoeiend. Kwestie van ‘je wordt ouder pappa‘? Ik geef dat natuurlijk niet toe. Het zou kunnen, maar zelf wijt ik het aan de Nederlandse vertaling die, hoewel technisch ongetwijfeld dik in orde, mij niet het gevoel gaf te vertoeven in het leven van een vijfendertigjarige aan popmuziek verslaafde eigenaar van een slecht lopende platenzaak ‘in Engeland‘. Een beetje slaperig word ik dan van zinnen als ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen. In ons wereldje is dit stuitende informatie (dat ene Anna, een vriendin van Rob’s collega Barry, een fan is van Simple Minds, toevoeging van ondergetekende). Wij walgen van de Simple Minds. Ze stonden nummer één in onze Top Vijf Bands En Musici Die Worden Geëxecuteerd Als De Revolutie Uitbreekt. (Michael Bolton, U2, Bryan Adams, en, tot ieders verrassing, Genesis, volgden hem op de voet. Barry wilde ook de Beatles executeren, maar ik wees hem er op dat iemand dat al had gedaan.) Het is voor mij even moeilijk te begrijpen hoe hij een Simple Minds-fan heeft opgedoken als wanneer hij een verhouding zou hebben met iemand van de koninklijke familie, of een lid van het schaduwkabinet: het is niet de aantrekkingskracht die je versteld doet staan, maar eerder hoe ze elkaar in vredesnaam hebben ontmoet.’ Geef toe, daar moet je wel een beetje van geeuwen. Laten we echter niet vergeten dat het boek (1995) al bijna vijftien jaar oud is, en het verhaal vermoedelijk gesitueerd is aan het eind van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen waren het andere tijden.
Met die constatering kan ik meteen een mooie brug maken naar de reden waarom ik ondanks mijn gegeeuw High Fidelity toch in dit feuilleton opneem: Laura. De vriendin van Rob waarmee hij gradueel gezien de meest ‘steady’ flipperkastrelatie heeft althans heeft gehad, want High Fidelity trapt af met een Rob die net van Laura de bons heeft gekregen en geloof het of niet Laura is advocaat. Een beroep dat niet in de top vijf van Rob’s droombanen staat (‘Niemand vraagt hoe je ‘advocaat’ spelt‘). Wel staan in die top vijf op één ‘NME-journalist’ (NME = New Musical Express) – ‘Je ontmoet de Clash, Sex Pistols, Chrissie Hynde, Danny Baker, enzovoort. Krijgt massa’s gratis platen, en goede ook nog. Doorgaan als presentator van een eigen quizshow of iets dergelijks‘ – en met stip op twee ‘Producer, Atlantic Records, 1964-1971 (ongeveer)’ – ‘Leert Aretha kennen, Wilson Pickett, Solomon Burke, enzovoort. Krijgt massa’s gratis platen (vermoedelijk), en goede ook nog. Bergen geld verdienen.’ Enfin u snapt Rob’s droomlijstje wel. Dat is echter zijn droomlijstje en niet het lijstje dat van iedereen had kunnen zijn en reken maar dat daarop wel advocaat figureert, want dat hoef je niet te spellen. Zie daar de invloed van Laura die Rob uit zijn romantische beroepsdroom weet te halen. Stel jij naar mijn eens een lijstje op van wat je echt zou willen doen, beste Rob, houdt Laura Rob voor. Laura is dan ook niet de eerste, de beste. Niet alleen omdat ze Rob een koekje van eigen deeg geeft met bovenbuurman Ian (de Ian uit het volgende bedgesprek tussen Rob en Laura in beter tijden: ‘Hij houdt het een flinke tijd vol.’, zei ik op een avond toen we allebei wakker waren en naar het plafond lagen te staren. ‘Ik wou dat ik de gelukkige was,’ zei Laura‘), maar vanwege wat ik maar noem haar advocatuurlijke ‘wake up’ houding.
Haar wording als advocaat zoals door Rob geschetst is er één uit het boekje van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw: ‘Laura was, is, advocaat, hoewel ze toen ik haar ontmoette een ander soort advocaat was dan ze nu is: toen werkte ze voor een bureau voor rechtsbijstand (vandaar, denk ik, het clubbezoek en het zwartleren motorjack). Nu werkt ze voor een advocatenkantoor in het centrum (vandaar, denk ik, de restaurants, de dure mantelpakjes, het verdwijnen van het stekeltjeshaar, en een voordien ongemanifesteerde voorkeur voor vermoeide sarcasme), niet omdat ze een soort politieke bekeerlinge is, maar doordat ze werd ontslagen en bij rechtsbijstand geen werk kon vinden. Ze moest een baan aannemen die zo’n vijfenveertigduizend pond per jaar oplevert, omdat ze niets kon vinden dat minder dan twintigduizend betaalde; meer hoefde je over het beleid van Thatcher niet te weten, zei ze, en daar zat, geloof ik, wel iets in. Ze veranderde toen ze die nieuwe baan kreeg. Ze was altijd gespannen, maar eerst kon ze iets doen met die spanning: ze kon zich zorgen maken over huurbescherming en huiseigenaren in achterbuurten, en over jonge mensen die het zonder stromend water moesten stellen. Nu was ze alleen nog gespannen over haar werk – over hoeveel werk ze heeft, de druk waaronder ze staat, of het ze het wel goed doet, wat de partners van haar denken, dat soort dingen. En als ze niet gespannen is over haar werk, maakt ze zich er druk over dat ze niet gespannen zou moeten zijn over werk, in elk geval niet over dit soort werk.’
Zo’n Laura dus. Eéntje met advocatentrucs, aldus – een fabulerende – Rob, althans nadat ze geld was gaan verdienen: ‘Wat ik haar vertelde over me ongelukkig voelen in de relatie, min of meer op zoek zijn naar iemand anders: daar heeft ze me toe gedwongen. Ze heeft het uitgelokt. Dat klinkt zwak, maar het is wel zo. We hadden een gesprek over de stand van zaken, en zij zei, heel nuchter, dat we op dat moment in een tamelijk ongelukkige fase zaten, en daar was ik het mee eens; ze vroeg of ik er wel eens over fantaseerde iemand anders te ontmoeten , wat ik ontkende, maar zij lachte en zei dat mensen in onze positie altijd fantaseerde over het ontmoeten van een ander. Vandaar dat ik haar vroeg of zij er altijd over fantaseerde iemand anders te ontmoeten, en ze zei ‘natuurlijk’, waarna ik toegaf dat ik er soms wel eens over dagdroomde. Op dat moment dacht ik dat het een laten-we-volwassen-doen-over-de-onvolmaaktheid-van-het-leven soort gesprek was, een abstracte volwassen analyse; nu begrijp ik dat we het eigenlijk over Ian en haar hadden, en dat ze op slinkse wijze voor elkaar kreeg dat ik haar vergaf. Het was een gemene advocatentruc, en ik ben erin getrapt, omdat ze zoveel slimmer is dan ik.‘
Laura had echter een geldige reden én Rob komt langzaam tot het besef dat hij gewoon een – er is geen ander woord voor – klootzak is. Hij is echter uit het goede hout gesneden, ook al gaat zijn herstel niet zonder slag of stoot, zoals blijkt als Laura en Rob na hun hereniging op bezoek gaan bij Paul – ook advocaat – en Miranda: ‘Laura en ik zijn het nooit eens geweest over Paul en Miranda, hoewel ik geen van beiden ooit heb ontmoet. Laura en Paul zijn ongeveer in dezelfde periode bij het advocatenkantoor gaan werken, en ze konden goed met elkaar opschieten, dus toen zij (en ik) door hem werden uitgenodigd, weigerde ik te gaan. Wat ik over hem hoorde stond me niet aan, net zomin als Laura’s enthousiasme over hem, maar toen ik hoorde dat er een Miranda was, zag ik wel in dat ik stom bezig was geweest, en daarom verzon ik een heleboel ander. Ik zei dat hij het prototype was van het soort mensen dat ze voortdurend zou ontmoeten nu ze die superbaan had, en dat ik in de schaduw werd gesteld. En toen ze boos werd, gooide ik er nog een schepje bovenop en liet telkens wanneer ik het over hem had zijn naam voorafgaan door de woorden ‘die’ of ‘rukker’, en ik dichtte hem een kakstem toe en een hele serie interesses en meningen die hij waarschijnlijk niet heeft, en toen werd Laura echt kwaad en is ze alleen gegaan. En nadat ik hem zo vaak een rukker had genoemd, had ik het gevoel dat Paul en ik een foute starten hadden gemaakt, en toen Laura ze bij ons uitnodigde ben ik tot twee uur ‘s-nachts weggebleven om er zeker van te zijn dat ik ze niet tegen het lijf zou lopen, hoewel ik wist dat ze een kind hadden en om half twaalf zouden weggaan. Dus toen Laura zei dat we weer waren uitgenodigd, wist ik dat het belangrijk was, niet alleen omdat het betekende dat ze had verteld dat we weer samenwoonden, en ze kan niet alleen maar vervelende dingen hebben verteld.‘ Dus op weg naar Kensal Green, waar Paul en Miranda niet in een protserig huis wonen, maar in een rijtjeshuis met drie slaapkamers en Rob verliefd worden op Paul en Miranda, ook al kan hij er niet omheen hun cd-collectie te beschouwen als een rampgebied (‘zo godsgruwelijk (.), dat je hem in een stalen bak zou moten stoppen en naar een vuilstortplaats in de Derde Wereld zou moeten verschepen. Ze zijn er allemaal: Tina Turner, Billy Joel, Kate Bush, Pink Floyd, Simply Red, de Beatles natuurlijk, Mike Oldfield (Tubelar Beller I en II), Meat Loaf.Ik heb niet veel tijd om het vinyl te bekijken, maar ik zie een paar platen van de Eagles, en ik vang een glimp op van iets wat verdacht veel op een Barbara Dickson-plaat lijkt.‘ Rob houdt zich echter in, de heling is nabij, want hij beperkt zich tot de opmerking ‘Ieder zijn eigen smaak, vind ik‘, waarbij de toevoeging ‘vind ik’ er volgens Laura op wijst dat ‘ieder zijn eigen smaak’ geen reden meer is ‘om de strop te krijgen in de prachtige, nieuwe wereld van Fleming.‘ Rob weet niet hoe snel zijn cognacglas op te houden voor een oude Drambuie uit een kleverige fles.
Zo pakt Rob de draad van een deugdzaam burgerlijk leven langzaam aan de hand van Laura weer op, en toch is het de muziek die uiteindelijk wonderen doet, want bij wijze van verjaardagscadeau wordt Rob getrakteerd op een eigen optreden als DJ, net als vroeger. Hij vindt het geweldig, en niet alleen hij: ook zijn platenzaakmakker Barry is verheugd, want hij zal optreden met zijn band ‘Sonic Death Monkey’: ‘Ik ben het aan mezelf verschuldigd mijn uiterste grens te zoeken, Rob, en deze groep zoekt de uiterste grens. Overschrijdt hem zelfs.‘ ‘Reken maar dat je over de grens gaat als je aanstaande vrijdagavond ook maar bij me in de buurt durft te komen.‘ ‘Dat is wat we willen. Reactie. En als Laura’s burgerlijke advocatenvriendjes er niet tegen kunnen, kunnen ze de kolere krijgen. Laat ze maar uit hun dak gaan, daar zijn we wel tegenop gewassen. We zijn er klaar voor.’
En zo is het maar net. Het feest wordt een succes. Geen huilende advocaten met bloedende trommelvliezen op weg naar de uitgang, waar Rob voor vreesde. Wel ‘Twist and Shout’, ‘Route 66’, ‘Long Tall Sally’, ‘Money’, ‘Do You Love Me’, ‘La Bamba’ met Barry die kan zingen. En Rob? Rob die draait weer wat hij vroeger draaide voor Laura toen ze nog de enige was die er voor op de dansvloer kwam toen hij het draaide, het fraaie: ‘Got To Get You Out Of My Mind‘ van Solomon Burke. Ook al staat dat niet op één, want daar staat:
Let’s Get It On
BANNING N.V.
Gino van Roeyen