In het cassatieverzoek werd de Hoge Raad gevraagd een oordeel te vellen over een arrest van het gerechtshof Den Haag uit december 2023. Een van de procespartijen had daar, samen met hun advocaat, digitaal aan deelgenomen, zonder dat de andere procespartij daar van tevoren in was gekend. Bezwaarlijk, zo meende laatstgenoemde procespartij, omdat hiermee de goede procesorde, de beginselen van hoor en wederhoor en/of het recht op een eerlijk proces geschonden zouden zijn.
De Hoge Raad is het met die zienswijze echter niet eens, en vernietigde het arrest van het hof. “Gelet op de bezwaren is het hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting”, zo valt te lezen in het arrest van de Hoge Raad. “De wettelijke basis ontbreekt.”
COVID-19
Zogeheten hybride zittingen – zittingen die deels digitaal en deels fysiek plaatsvinden – waren tot 1 juni 2023 mogelijk dankzij de Tijdelijke wet COVID-19. Dit was destijds nodig omdat de wet (in art. 279 lid 3 Rv) bepaalt dat een opgeroepene “ter terechtzitting verschijnt in persoon of bij een gemachtigde”.
“Met de woorden ‘verschijnen ter terechtzitting’ heeft de wetgever destijds tot uitdrukking willen brengen dat het gaat om een daadwerkelijke, fysieke verschijning voor de rechter ter terechtzitting”, zo legt de Hoge Raad uit. Maar: “De bepaling is tot stand gekomen toen deelname via een videoverbinding aan een zitting nog niet aan de orde was. Uit art. 279 lid 3 Rv valt daarom niet af te leiden dat de bepaling eraan in de weg staat dat een partij via een videoverbinding ter mondelinge behandeling ‘verschijnt’.”
Eerlijk proces
Nu de Tijdelijke wet COVID-19 niet meer geldt, grijpt de Hoge Raad terug op het EVRM om te bepalen of digitale deelname aan een fysieke zitting nu wel of niet mogelijk is zonder instemming van alle andere procespartijen. “Uit art. 6 EVRM volgt niet dat deelname van een partij aan een zitting via een videoverbinding slechts mogelijk is indien alle partijen daarmee instemmen”, concluderen de raadsheren in dat kader. “Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat die wijze van deelnemen onder art. 6 EVRM geoorloofd is indien dat een legitiem doel dient en op zodanige wijze wordt georganiseerd dat het recht op een eerlijk proces is gewaarborgd.”
Wel plaatst de Hoge Raad een kanttekening: fysieke deelname aan civiele procedures zouden het uitgangspunt moeten zijn en verdient “steeds de voorkeur”. Hybride zittingen brengen namelijk wel enkele nadelen mee, zo vinden de raadsheren. “Zo kan deelneming op afstand van een partij ertoe leiden dat deze partij minder goed wordt gehoord, bijvoorbeeld bij technische onvolkomenheden in de beeld/geluidverbinding. Ook kan het onderzoek ter zitting minder effectief zijn als partijen deels fysiek en deels op afstand aan die zitting deelnemen.”
Een verzoek om digitaal deel te nemen aan een zitting moet daarom altijd goed worden onderbouwd door de desbetreffende procespartij, zo besluit de Hoge Raad. Of de andere procespartijen het er wel of niet mee eens zijn, is dan echter van ondergeschikt belang.