Hoe zijn je eerste ervaringen als bijzonder hoogleraar?
De eerste maanden zijn voorbijgevlogen. Ik ben onder meer aan de slag gegaan met het opzetten van onderwijs en heb in december mijn eerste colleges gegeven. Het executie- en beslagrecht heeft een plek in onder meer de vakken Burgerlijk procesrecht en Internationaal privaatrecht. Binnen het bestaande curriculum probeer ik een eigen invulling aan het onderwijs te geven, bijvoorbeeld door het perspectief vanuit de praktijk te belichten. Qua onderzoek heb ik verschillende artikelen en annotaties geschreven en de nieuwe druk van mijn boek Beslag- en Executierecht Geschetst afgerond. Dit boek zal dit voorjaar verschijnen, zodat ik het ook mooi in het onderwijs kan gebruiken.
Verder heb ik de afgelopen tijd veel kennismakingsgesprekken gevoerd op de Universiteit van Amsterdam, met voorzieningenrechters, en vooral ook met de KBvG en de beroepsgroep. Die gesprekken zijn voor mij erg interessant. Als advocaat ken ik het werk van gerechtsdeurwaarder vooral als opdrachtgever van ambtelijk werk. In mijn procespraktijk moet namelijk regelmatig beslag worden gelegd en worden gedagvaard. Maar dan zie je vooral het eindresultaat en maar weinig van het proces zelf. Daarom vond ik het ook zo waardevol om eens een dag mee te lopen op route met Marieke Boon.
Hoe vond je het om mee op route te gaan?
Met twee ontruimingen, het uitreiken van verschillende exploten en een poging tot inbewaringstelling van een beslagen auto, heb ik een heel divers beeld van het werk van de gerechtsdeurwaarder gekregen. Bij een van de ontruimingen was de bewoner aanwezig, maar volledig onvoorbereid om de woning te verlaten. Begrijpelijkerwijs schiet zo iemand dan ook vol in de emotie, wisselend tussen woede en wanhoop. Ik vond het bijzonder te zien hoe Marieke – net als de hulpofficier – daarmee omging. Ze communiceerde heel duidelijk en effectief over wat er stond te gebeuren, maar vooral ook wat de mogelijkheden waren voor een oplossing. Uiteindelijk slaagde ze erin de gespannen situatie te kalmeren en kon alsnog een oplossing worden gevonden om de ontruiming te voorkomen. Ook werd de bewoner in contact gebracht met gemeentelijke (schuld)hulpverlening.
Idealiter wil je natuurlijk eerder tot een oplossing komen. Een ontruiming brengt ook weer kosten mee, die je liever wilt voorkomen. Later op de dag reikte Marieke bijvoorbeeld een exploot uit met een aanzegging van een ontruiming. Op dat moment hebben de bewoners nog een paar weken om een oplossing te vinden. Ook bij de betekening van dit exploot viel me de duidelijke voorlichting op. Het laat zien hoe belangrijk het is om mensen persoonlijk te bereiken en te stimuleren actie te ondernemen. Het is immers bekend dat veel mensen met problematische schulden door stress en andere factoren hun post niet openen, niet reageren en niet zelf in actie komen.
Wat viel je verder nog op?
We waren die dag in een vrij doorsnee buitenwijk. Een gemêleerde woonwijk, maar zeker geen slechte buurt. Dan realiseer je je dat problematische schulden overal voorkomen. Dat is confronterend, zeker als je dan ziet dat veel schulden betrekking hebben op vaste lasten van mensen, zoals huur en zorgverzekeringspremies. Het doet je beseffen hoe breed het maatschappelijke schuldenvraagstuk is. Dit raakt rechtstreeks aan de positie van de gerechtsdeurwaarder en de effectiviteit van het beslag- en executierecht. Als bijzonder hoogleraar houd ik me primair met deze juridische aspecten bezig, maar het heeft zeker raakvlakken met de sociologische aspecten van de schuldenproblematiek. Aan de UvA zal dit jaar een bijzonder hoogleraar Schulden en schuldhulpverlening worden aangesteld. Ik kijk ernaar uit om samen onderzoek te doen en zo een kruisbestuiving tussen de twee vakgebieden tot stand te brengen.
Wat neem je mee van deze dag?
De kracht van een persoonlijk gesprek aan de deur. Op dit moment wordt binnen de rechtspraak gewerkt aan een experiment om ook in dagvaardingszaken de oproeping van de gedaagde per aangetekende post te gaan doen. Op zich ben ik een voorstander van verbetering van het procesrecht en het toetsen van vernieuwingen in de praktijk, maar ik ben huiverig voor de tendens om rechtsbescherming alleen vanuit oogpunt van (kosten)efficiëntie te benaderen. Het uitbrengen van exploten door de gerechtsdeurwaarder wordt door sommigen vooral als kostenpost gezien waarop gemakkelijk kan worden bezuinigd.
Als je echter kosten bespaart met een oproeping per aangetekende post en deze blijft vervolgens ongeopend op de mat liggen, dan denk ik niet dat je het fundamentele belang van de oproeping dient. De oproeping bij exploot strekt immers tot bescherming van recht op een eerlijk proces: de gedaagde moet daadwerkelijk in staat worden gesteld te worden gehoord en verweer te voeren. Daar kun je niet zomaar aan tornen. De oproeping moet de gedaagde letterlijk en figuurlijk ‘bereiken’. Een deurwaarder gaat het gesprek met betrokkenen aan, geeft uitleg, stimuleert het vinden van een minnelijke oplossing, en heeft bovendien een signalerende rol voor onderliggende sociale problemen. Een postbode heeft voor dit soort dingen geen oog en is daartoe ook niet geëquipeerd. Belangrijker nog is dat een waardevol contactmoment verloren gaat dat juist zo hard nodig is voor het vinden van een daadwerkelijke oplossing en de vroegsignalering van problematische schuldensituaties. De dag mee op route heeft voor mij nog eens de bijzondere waarde onderstreept van het ambt van gerechtsdeurwaarder en het belang van betekenen van exploten in persoon.