Mutsaers’ sprankelende creativiteit

Delen:

Goedemorgen Literatuurvrienden!

Ik houd van Charlotte Mutsaers en ik houd van haar werk. Onder andere haar boeken ‘Paardejam‘ (1996) en ‘Zeepijn‘ (1999) zijn een dierbaar bezit. Met regelmaat haal ik deze boeken uit de kast om me te laven aan Mutsaers’ sprankelende creativiteit die van de pagina’s afspat.

Toen ik nog niet zo lang geleden een korte annotatie schreef over een merkentwist tussen fabrikanten van geurkerstboompjes, die je nog al eens onder achteruitkijkspiegels in auto’s ziet bungelen, kon ik niet om Mutsaers’ ‘Zeepijn‘ heen, omdat zij daarin fantastische beschouwingen geeft over dennen (pijnen zo men wil), kerstbomen en dennennaalden (‘Ik zal het maar verklappen: dwars door het rijk der wereldliteratuur voert een onsterfelijk spoor van dennennaalden en je hoeft het maar te volgen om uit te komen bij teksten die steken als spelden, dansen als kaarsvlammetjes en ruisen als de zee‘). In het pièce de résistance ‘Spoorzoeken‘ (de andere stukken van het boek verdienen overigens deze kwalificatie evenzeer) vond ik het volgende ‘schot in de roos‘, precies wat ik nodig had voor mijn eigen betoog, dat in het merkenrechtelijk debat het detail soms ten onrechte ondergeschikt wordt gemaakt aan abstracte regeltoepassing (lange halen, snel thuis): ‘Met zijn fameuze studie De navel van de geschiedenis heeft Frank Ankersmit mij op het spoor van Carlo Ginzburg gezet. In diens boek Omweg als methode staat een buitengewoon prikkelend hoofdstuk getiteld Sporen. Ginzburg brengt daarin de negentiende-eeuwse kunsthistoricus Giovanni Morelli ter sprake. Deze Morelli nu heeft een grote omwenteling in de kunstbeschouwing teweeggebracht door erop te wijzen dat de persoonlijkheid, de originaliteit en het genie van een kunstenaar juist dáár om de hoek komen kijken waar je het allerminst verwacht: in het detail. Wie bijvoorbeeld wil weten of een bepaald schilderij een origineel is of een kopie moet volgens hem niet afgaan op de algehele indruk, het thema, de grote lijn, het grote gebaar, maar naar de oorlelletjes kijken, de vingernagels of de stralen van een stralenkrans, kortom al die kleine concrete dingen die er op het eerste gezicht nauwelijks toe doen. Telkens weer blijkt het zogenaamde triviale minstens zoveel of zelfs meer toegang tot een kunstwerk te verschaffen als het verhevene. Juist daarin toont zich de meester (of niet). Paradoxaal genoeg heeft hij het detail daarmee op de troon gezet door het detail-af te maken.’ Zo’n werkwijze moet aanspreken, zou je zeggen, en dat doet zij, maar er zijn ook tegenstanders, zo constateert Mutsaers: ‘(…) het zal niemand verbazen dat die minder diepgang in de rouwrand van een nagel zagen dan in het Corpus Christi op zijn moeders schoot.’ Tegenstanders die ook nu nog bestaan: ‘Hoogstzelden zie je wetenschappers of critici via een ‘detail’ in een kunstwerk afdalen.‘ Het lijkt op het eerste gezicht misschien wat gek om rechtszaken met kunstwerken te vergelijken, maar zo gek is dat nog niet: rechtspreken is immers niet voor niets de kunst van het goede en billijke.

U nog meegevend dat ik mijn liefde voor Mutsaers bij Banning nimmer onder stoelen of banken heb gestopt (bij mijn eerste kerstsfeest bij Banning – bijna tien jaar geleden – declameerde ik gretig Mutsaers’ Oostendse kerstmenugedicht, omvattende onder andere ‘Knettergekke juffertjes van kreeft in romig nat‘ en ‘de Hulde van de chef aan de kerstkrib‘), belandde ik voor de aflevering van vandaag bij een wat directere link naar het recht in het werk van Mutsaers. Ik trof deze aan in haar beschouwing ‘Slaap tegen slaap’, opgenomen in Paardenjam‘, waarin Mutsaers vol enthousiasme verslag doet van haar leeservaringen met twee boeken, namelijk ‘Het feestgelag van Bricriu‘ en ‘De lastige schare‘, uit Ierland stammende oude verhalen, vertaald door Maartje Draak en Frida de Jong: ‘Wat een lectuur! Wie gek is op logische verhaaldraden, psychologische diepgang en filosofisch elan zal misschien niet aan zijn trekken komen. Wie gevoel heeft voor kleurrijk en beeldend taalgebruik en weleens zin heeft in andere dan de huidige waarden, moet het zeker niet laten liggen.’ Het verhaal De lastige schare – een verhaal over de vraag hoe de eerste schoothond in Ierland kwam, dat Mutsaers aanzet tot denken over hoe het toch komt dat we daarover in Nederland geen verhaal kennen, terwijl wel iedere kleuter je kan vertellen hoe de hond van keizer Karel heet – bevat een mooie casus van, ja wat is het, internationaal privaatrecht of is het internationaal strafrecht? Terwijl Ierland ‘nog volkomen hondloos was‘, telden de Britten al wel ‘enige honden onder hun onderdanen.’ Dientegengevolge ‘kwam er in het hoofd van menige Ier een laaiende doch begrijpelijke jaloezie en navenante hebzucht op. Die hebzucht kon alleen op geen enkele manier bevredigd worden, want de Britten waren zo verschrikkelijk zuinig op hun kostelijke hondenbezit dat ze per decreet verboden hadden om een schoothond hetzij als cadeau hetzij als ruilobject af te staan. Vandaar dat het de Ier Coirpre Músc, die zijn zinnen had gezet op de voortreffelijke schoothond van een Britse vriend, met geen mogelijkheid lukte de hond van hem af te troggelen. Nu hadden de Britten destijds een jurisprudentie waaraan wij een voorbeeld zouden kunnen nemen, wat moge blijken uit de volgende wet: iedere schuldige wordt voor zijn vergrijp horig aan degene wiens wet hij heeft geschonden. Dus wat deed Coirpre Músc? Met deze wet in zijn achterhoofd verzon hij een list. Hij was in het bezit van een wonderschoon mes, zo’n echt prestigeobject met een heft vol gouden en zilveren ornamentjes. Toen hij weer eens bij zijn Britse vriend gelogeerd was, smeerde hij dat heft stiekem in met runder- en varkensvet. Het aldus verrijkte mes legde hij ‘s-nachts pal voor de neus van de aanbeden hond, die blijkbaar niet constant op schoot verkeerde en er een lekkere kluif in zag: ‘De schoothond knaagde tot de ochtend aan het heft. Het mes werd bedorven, zodat het die volgende morgen niet mooi meer was.’ Niet mooi meer was, ziedaar een van de komische understatements die deze verhalen zo aantrekkelijk maken. Coirpre maakt dan ook terstond een boel stampei om dit mes dat niet mooi meer was, en eist van zijn vriend een ‘rechtvaardige afhandeling’. Deze vriend, die wordt voorgesteld als uiterst rechtschapen, belooft hem het misdrijf te vergoeden. Dan slaat Coirpre zijn slag: ‘”Ik aanvaard alleen wat in de wet der Britten staat,” zei Coirpre, “dat wil zeggen: iedere schuldige voor zijn vergrijp.” Daarop werd de schoothond weggegeven voor zijn vergrijp, en hij kreeg de naam Mug Eme, “Horige van het heft”.

Een parel van een verhaal inderdaad, dat Mutsaers aangrijpt om ‘de toverkracht van het woord‘ te roemen. Zij wijst er op dat die enorm is afgenomen ‘door de hocus-pocus van het Christendom’. Wat Mutsaers fascineert in verhalen als dat van Mug Eme is de kennismaking met ‘een denktrant uit de voorchristelijke cultuur waarin die toverkracht nog recht overeind staat. In het voorchristelijke Ierland was men nog niet tot geschreven taal overgegaan. Voor een samenleving die desondanks redelijk beschaafd is, houdt dat in dat letterlijk alles, afspraken, overeenkomsten, voorlichtingen, brieven, gebruiksaanwijzingen, raadsels en uiteraard ook gedichten en verhalen, alleen maar kan bestaan bij de gratie van het gesproken woord. Dat vereist mensen met een voortreffelijke mondelinge taalbeheersing. In Ierland waren dat de filid (enkelvoud fili).

Je werd overigens niet zomaar fili: ‘Je kon het pas worden na een jarenlange training bij een leermeester (Maartje Draak vergelijkt die training zelfs met de opleiding van de tegenwoordige concertmusicus) en niet nadat je een immens voordrachtrepertoire had opgebouwd. Maar dán was je macht ook onbegrensd en zo veelomvattend dat je voortaan zonder materiële wapens door het leven kon. Weigerde iemand het bijvoorbeeld om een fili voor zijn optreden te betalen, dan trok deze geen knots of mes maar begon dadelijk met smaadgedichten te dreigen. Iedereen wist dat dergelijke gedichten een fatale uitwerking op het lichaam hadden. Vooral voor de vele vorsten, die geen enkele lichamelijke tekortkoming mochten vertonen en wier macht al had afgedaan met het verschijnen van een bescheiden puist, betekende het uitspreken van een hekeldicht een ramp. Dat maakte chantage makkelijk en stelde de rondreizende filid onbeperkt in de gelegenheid van vorstelijke rijkdommen te genieten. Ze konden eisen wat ze wilden, de beste bedden, het lekkerste vlees, het snelste paard. Zelfs de allermooiste en liefste vrouw werd schielijk afgestaan als daarmee een hekeldicht kon worden voorkomen. Wat er van die verbale toverkracht ook waar moge zijn, kennelijk mocht het geloof erin al bergen te verzetten.’

Schitterend proza vind ik dit. Het zal u niet verbazen dat ik kan genieten van de link die Mutsaers legt tussen het gesproken woord van de filid en afspraken en overeenkomsten, omdat het nog maar eens benadrukt hoe nauw literatuur en recht verbonden met elkaar zijn. De smaadgedichten van de filid doen denken aan pleidooien van advocaten, zij het dat hekelen in de rechtszaal gelukkig de uitzondering is die de regel bevestigt dat je daarmee niets bereikt. Zou het kunnen dat dat ook daar de hocus-pocus van het christendom een rol in speelt? Het is niet onwaarschijnlijk als we Mutsaers op de voet volgen: ‘Waar het woord vlees wordt, schijnt het geloof in de directe toverkracht van het woord nu eenmaal te moeten tanen. Niet dat de filid in één klap hun macht kwijt waren – de nieuwe religieuze gemeenschap kon zulke taalexperts maar al te goed gebruiken – maar ze moesten wel een toontje lager zingen en hun chantagepraktijken laten varen. Dit verhaal lijkt ze daartoe een spiegel voor te houden: kijk uit, maak het niet te bont, eis niet te veel, want dan krijg je de kous op de kop.’

Dat gezegd zijnd kan ik slechts afsluiten met:

Tover met woorden, maar kijk uit, maak het niet te bont en eis niet te veel!
BANNING N.V.

Gino van Roeyen

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Ook interessant:

Scroll naar boven