Ondemocratisch liberalisme

Delen:

Onlangs kwam The People vs Democracy uit van de Duits-Amerikaanse bestuurskundige Yasha Mounck, een nieuw boek van een van de toonaangevende analisten van de huidige crisis in de democratie. Mounck is vooral bekend omdat hij de aandacht heeft gevestigd op het probleem van het zogenoemde ‘ondemocratisch liberalisme’.

Als je om je heen kijkt zie je overal voorbeelden van de ‘onliberale democratie’: Orban in Hongarije, Kacziński in Polen, Erdoğan in Turkije, Modi in India, Putin in Rusland, en Trump in Amerika. Tal van democratieën hebben tabak van de liberale instituties en de rechtsstatelijke waarborgen die de traditionele liberale democratie kenmerken en geven zich over aan een sterke democratische leider die onbelemmerd de wil van het volk vertolkt. De stelling van Mounck is dat we voor het begrip van dit gevaar ― en hij ziet het ondertussen als een waarachtige bedreiging voor de toekomst van de westerse democratie ― ook oog moeten hebben voor de conceptuele anti-pool van deze onliberale democratie ― het eerdergenoemde ondemocratisch liberalisme. Ondemocratisch liberalisme is het fenomeen dat steeds meer politieke kwesties worden veranderd in technocratische vraagstukken waarover elites in onafhankelijke bestuursorganen en ververwijderde internationale gremia beslissen. Deze juridisering en internationalisering van politieke kwesties geeft burgers het gevoel dat ze geen greep meer hebben op hun eigen bestaan en dat ze gevangen zitten in een dwangbuis van fundamentele principes en internationale afspraken. Ondemocratisch liberalisme zuigt zo het leven uit de democratie. Wat betekent democratische politiek nog, als alles al is dichtgetimmerd en er slechts beslist kan worden over marginale veranderingen in de status quo?

Dit ondemocratisch liberalisme heeft een aantal tamelijk negatieve consequenties voor de instandhouding van een energieke liberale democratie. Ondemocratisch liberalisme maakt burgers passief en passieve burgers zijn minder weerbaar tegen de gevaren van de onliberale democratie. George W. Bush vertelde zijn burgers ooit dat het beste wat ze voor Amerika konden doen in de ‘War on Terror’ ― volgens hem een strijd van wereldhistorische betekenis ― was om te gaan winkelen. Dit is emblematisch voor het soort ondemocratisch liberalisme dat Mounck beschrijft. U hoeft zich het hoofd niet te breken over dit prominente politieke vraagstuk, de boodschap is: De politieke en militaire professionals zullen dit varkentje wel wassen. Omdat participatie in de democratie vaak vruchteloos blijft, wordt het door burgers steeds minder gewaardeerd. Jonge generaties vinden het volgens Mounck steeds minder belangrijk dat ze in een democratische samenleving wonen. Als thema’s die de burgers bezighouden ― zoals de groeiende sociaaleconomische onzekerheid en ongelijkheid, de immigratie, en de vertroeteling van grote bedrijven ― steeds maar weer worden veronachtzaamd, dan gaan mensen op radicale alternatieven stemmen die wel ingrijpende oplossingen beloven. Dat is wat we zien met de opkomst en populariteit van al die eerdergenoemde sterke mannen in zowel de oude als de nieuwe liberale democratieën.

Deze analyse is niet helemaal nieuw. In 1988 schreef de vorig jaar overleden politiek filosoof Benjamin Barber al The Conquest of Politics, een boekje met essays over hoe de liberale politieke theorie van politieke issues die democratisch besloten moesten worden, in toenemende mate juridische kwesties maakte die om een rechterlijk besluit vroegen. Als van een vraagstuk een principiële, juridische kwestie wordt gemaakt, dan verlaten we volgens Barber de open, pragmatische en praxis-georiënteerde wereld van de politiek en stappen we de absolute, principiële en waarheid-georiënteerde wereld van het recht binnen. Barber dacht daarbij uiteraard aan het Amerikaanse Supreme Court, waar veel omstreden politieke issues die eigenlijk democratisch beslist hadden moeten worden ― zoals abortus of het homohuwelijk ― werden omgetoverd tot constitutionele principes. Elites moesten niet als een soort filosoof-koningen wezenlijke keuzes voor de burgers voorbeschikken.

Hiermee lopen we meteen aan tegen de beperkingen van het betoog van Mounck. Barber heeft zijn hele carrière gezocht naar een democratisch alternatief voor het ondemocratische liberalisme en vond uiteindelijk zijn antwoord in de grote steden. Natiestaten waren politiek dysfunctioneel geworden, zo stelt Barber in If Mayors Ruled the World (2013) maar in de wereldsteden leefde nog een vitale democratische cultuur. Deze wereldsteden ― waar reeds een groot deel van de wereldbevolking woonde ― moesten het initiatief nemen om internationale problemen als terrorisme, klimaatverandering en armoede democratisch aan te pakken.

Barbers keuze voor een netwerk van wereldsteden is begrijpelijk vanuit het oogpunt van het democratische gehalte van lokaal bestuur, maar het bestuursniveau moet ook aansluiten op de omvang van de problemen die het moet aanpakken. Het idee dat lokale democratie de beste plaats is om bijvoorbeeld het mondiale probleem van klimaatverandering op te lossen is tamelijk ongeloofwaardig. Degelijke problemen vragen om coördinatie, om supranationale samenwerking en internationale compromissen. Deze zullen onverbiddelijk leiden tot een verwatering van de democratische invloed en een verwijdering van de wensen die leven in de diverse electoraten. Voor een oplossing van mondiale problemen als klimaatverandering is dat onvermijdelijk.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven