Partnerbijdrage van

Rechtspositie inwonende meerderjarige kinderen bij medehuurschap te zwak?

“Kind wordt het huis uitgezet na overlijden vader” is een voorbeeld van een krantenkop die tegenwoordig steeds vaker het nieuws haalt. Zo moest een 21-jarige dochter na het overlijden van haar vader de woning verlaten en een 22-jarige zoon stond op straat na het overlijden van zijn moeder. Voor beiden staat niet alleen hun leven op z'n kop door het overlijden van hun ouders, maar zij ervaren veel stress doordat zij ook nog hun woning verliezen en weg moeten uit hun vertrouwelijke omgeving. Echt tijd om te rouwen krijgen de kinderen dus niet.

Delen:

Als echtgenoot of partner van een huurder kan je vaak wel automatisch of na het indienen van een verzoek aan de verhuurder medehuurder worden. Hierdoor komt de huurovereenkomst op twee namen te staan en krijgt de echtgenoot of partner onder andere ook huurbescherming. Als kind is dit niet zo simpel.

Hierdoor komt het nog vaak voor dat het kind de huurwoning moet verlaten na het overlijden van een ouder. Maar wanneer kan je als kind dan wel medehuurderschap krijgen? En hoe zit het precies met het ingediende wetsvoorstel over medehuurderschap van inwonende kinderen?

Medehuurderschap

Als kind kan je een verzoek om medehuurderschap indienen bij de verhuurder. Dit kan gezamenlijk met een ouder of binnen 6 maanden na het overlijden van een ouder. De verhuurder moet vervolgens binnen 3 maanden op het verzoek reageren. Gaat de verhuurder niet akkoord met een verzoek? Dan kan er een gezamenlijk verzoek ingediend worden bij de bevoegde rechtbank om alsnog medehuurderschap te krijgen. De rechtbank beoordeelt alle omstandigheden en toets vervolgens aan artikel 7:267 BW. In dit artikel staat dat een verzoek tot medehuurderschap kan worden toegewezen als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Hierbij moeten de huurder en de verzoekende partij minimaal 2 jaar met elkaar samenwonen. Ook is het de bedoeling dat huurder en verzoeker voor een lange periode zullen blijven samenwonen.
  • De kosten voor de gemeenschappelijke huishouding worden gezamenlijk betaald.
  • De verzoeker kan de huur ook in zijn eentje betalen.
  • De verzoeker heeft niet de intentie om op korte termijn de hoofdhuurder te worden.
  • Er kan geen huisvestingsvergunning worden gegeven.

Bij thuiswonende kinderen oordeelt de rechter vaak dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding, maar niet van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De Hoge Raad heeft in een uitspraak in 1982 namelijk geoordeeld dat de situatie tussen een ouder en een kind uiteindelijk afloopt, omdat het kind zelfstandig gaat wonen. De hoofdregel is dus dat tussen een kind en een ouder geen duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat. Alleen bij bijzondere omstandigheden wordt aangenomen dat er bij een thuiswonend kind sprake is van een blijvende duurzame gemeenschappelijke huishouding. Een voorbeeld van een bijzondere omstandigheid is als er kan worden aangetoond dat zowel de ouder als het kind de intentie hebben om voor altijd samen te blijven wonen. Een bijzondere omstandigheid kan ook aanwezig zijn als het kind een zorgtaak heeft voor de ouder. Maar hierover blijken de meningen ook verdeeld te zijn, want rechters oordelen verschillend over medehuurderschap bij een thuiswonend kind.

Lees snel het volledige artikel waarin Kim van der Meij je meeneemt in een aantal uitspraken van verschillende rechters en het wetsvoorstel dar er ligt.

Delen:

Lindenhaeghe Legal maakt deel uit van de Lindenhaeghe Groep, een toonaangevende speler in de financiële opleidingssector. Als opleider van duizenden professionals per jaar beschikken…

Meer berichten van partner

Scroll naar boven