Goedemorgen Literatuurvrienden!
De verhalenbundel ‘Een liefde in Manhattan‘ – oorspronkelijke titel ‘Kissing in Manhattan‘ – van David Schickler had ik waarschijnlijk nooit gekocht, laat staan gelezen, indien de cover niet was getooid met een prachtig portret van een nicht van mij, gemaakt door fotografe Carla van de Puttelaar. Ik kan me nog precies herinneren dat ik het boek bij Van Pierre in Eindhoven op een vrijdagavond een jaar of acht geleden ontdekte. Van David Schickler had ik nog nooit gehoord. Evenmin wist ik dat een portret van mijn nicht op de cover van een boek was beland. ‘Dat is mijn nicht toch, niet?‘, mompelde ik in mezelf, en kort daarop met wat meer stelligheid tegenover mijn partner: ‘Zij lijkt wel heel veel op mijn nicht‘. Dat kan niet waar zijn, moet ik hebben gedacht, want ik zette het boek na het lezen van de achterkant, wat bladeren en nog een laatste blik op de foto, weer terug op zijn plaats. Enige tijd later bereikte mij via de familie tamtam echter het bericht dat ik het goed gezien had: het was inderdaad mijn nicht. Ik beloofde – me zelf – dat als ik het boek weer tegenkwam ik het zou aanschaffen. En zo geschiedde.
Ik las het boek daarna met veel plezier en vandaag maak ik van de gelegenheid gebruik een toepasselijk verhaal er uit onder uw aandacht te brengen. Schrijvend aan deze aflevering, vraag ik me nu overigens in dat verband af, of het toeval was dat ik juist dit boek, waar ik, zoals gezegd, niet naar op zoek was, uit de met vele duizenden boeken gevulde kasten van Van Pierre haalde? Ik geloof er niets van. Bij nader inzien moet ik concluderen dat serendipiteit een belangrijke, zo niet beslissende rol speelde bij deze ontdekking. Dat moet wel: hoe anders te verklaren dat juist het – enige – verhaal uit de bundel dat past in dit feuilleton de titel ‘Serendipity‘ draagt?
‘Serendipity‘ opent meteen goed: ‘Leonard Bunce wilde een bepaalde vrouw, maar hij was van plan om een andere vrouw te gebruiken om haar te krijgen. Leonard werkte in Manhattan, als advocaat voor Spuck en Hardison. De twee vrouwen werkten als assistente bij de firma. De vrouw die Leonard wilde was Hannah Glorybrook, en degene die hij van plan was om te gebruiken was Alison Shippers.‘
Want Hannah Glorybrook – ‘de sexbom van de vierde verdieping‘ – is een brug te ver voor Leonard, denkt Leonard, een verbitterde vrijgezel van drieënveertig: ‘Hij was een uitblinker op de universiteit, kreeg een beurs voor Rhodes en was nu een van belangrijkste advocaten van Spuck en Hardison. Leonards bitterheid echter kwam niet voort uit intellectuele hooghartigheid, maar uit een enorme wijnvlek op zijn rechterslaap. Deze wijnvlek was een rood, verheven stuk huid waardoor het leek alsof Leonards hersenen uit zijn schedel kwamen gespat en langs zijn rechteroog omlaag lekten. Leonard haatte deze wijnvlek, en de vrouwen en vriendschappen die hij daardoor niet had gekregen, evenals de privileges en excepties die het hem opleverde. Het vervulde Leonard met afschuw als hij in de ogen van een jurylid keek en daarin zag hoe de sympathie voor zijn cliënt toenam of verdween als gevolg van zijn eigen uiterlijk. Leonard werd er ziek van te geloven dat Hannah Glorybrook, (…), nooit haar extase aan hem zou verspillen vanwege een fysiek brandmerk waar hij niets aan kon doen. Of de wereld, en vrouwen in het bijzonder, nu Leonards verdenkingen verdienden of niet , dat veranderde niets aan Leonards houding. Hij trok zijn lippen op voor schoonheid en waarheid, en wilde die altijd in zijn macht krijgen, zonder er ooit van overtuigd te zijn dat hij dat kon.‘
Vanuit die geestestoestand belandt Leonard aanvankelijk niet bij Hannah – ‘(…) een blonde elegante vrouw van één meter zeventig, met scherpe jukbeenderen en een verleidelijk gleufje tussen haar voortanden. Ze was zesentwintig en enig kind. Haar moeder was dood, haar huid was perfect en haar vader was eigenaar van Glorybrook Parfum en Cosmetica, een dure, succesvolle productenlijn die in New York en Parijs werd verkocht. Hannah had het soort lichaam waarvoor dergelijke producten worden bedacht. Of haar haar nu in de war zat of ze het in staartjes droeg, of ze nu een lange jurk of een regenjas droeg, Hannah betoverde de straten van Manhattan. Ze versterkte de valstrik van haar schoonheid door zich dagelijks te kleden in zwarte verleidelijkheden: baretten, jurken, dijhoge kousen, dichtgeknoopte vestjes. Hannah was afgestudeerd in politieke wetenschappen aan Tufts, en ze was rijk door haar vaders beroemdste parfum, Serendipity, dat ze dagelijks droeg. Ze werkte sinds een halfjaar bij Spuck en Hardison, waar ze haar werk deed, en tijdens de lunch las ze een boek. ‘s-Avonds en in het weekend dronk ze bier en droeg ze een bril met een zwart montuur, jaren-zestigstijl, die maakte dat ze er intelligent en katachtig uitzag‘ – maar bij Alison, ‘één meter zestig en vijfendertig jaar oud. Ze was stevig, rondborstig en sterk, maar verlegen als er mannen in de buurt waren. Ze was opgegroeid in Maine, en ze had de bouw van een vuurtorenwachter of een arbeidster in een conservenfabriek. Ze had een appartement in Gramercy Park, en ze droeg mantelpakjes naar kantoor die haar vrouwelijkheid nu niet bepaald benadrukten. Op donderdagavond trakteerde Alison zichzelf op sushi, haar enige stadse luxe, nam daarna een moddermasker en keek televisie. Op zaterdagavond huilde Alison zichzelf altijd in slaap.’
Na een etentje met Alison (‘Mevrouw Shippers, wilt u vanavond met mij uit eten gaan?’ ‘Eh ja, meneer Bunce…) belandt Leonard nog dezelfde avond met zijn hoofd tussen de benen van de naar bessen ruikende Alison: ‘Leonard bleef ingeklemd op dezelfde plek, en stak zijn tong flikkerend als een slang uit naar Alison. Hij keek omhoog naar haar torso, haar roze bh. Als hij een vrouw op die manier bevredigde hoefde hij niets te zeggen. Alison kon zijn wijnvlek niet zien, en hij, omdat hij haar gezicht niet kon zien, kon doen alsof ze een slanke, overwonnen Barbarella was.‘ Een maandje houdt Leonard dat vol, maar niet langer, zeker niet als hij op kantoor ook Hannah aanwezig weet, die hij niet durft te benaderen: ‘(…) telkens als hij vlak bij haar kamer was, maakte Hannah een onbewust vrouwelijk gebaar – ze streek de schoot van haar jurk glad, stopte haar haar achter haar oor – waarop Leonards hart opsprong, hij zijn wijnvlek aanraakte en wegliep. Na zulke momenten deed Leonard al het mogelijke om de energie die Hannah in hem had opgewekt, weer kwijt te raken. Hij haalde zijn tegenstanders in de rechtszaal onderuit, en voerde dan strijd tegen het lichaam van Alison Shippers.‘
De redding is echter nabij indien hij op een warme donderdagavond in augustus in Cherrywood’s Lounge aan 42nd Street (verlost van het gehaktbrood en dikke enkels van Alison), scotch drinkend, wordt gespot door Hannah Glorybrook (‘Zo zo Lenny Bunce‘). Na wat voorverwarming (‘Wie is de mooiste vrouw van deze wereld’, ‘Wonder Woman?’, ‘Ik idioot’, ‘Vind je niet dat ik eruitzie als een ondeugende bibliothecaresse, Lenny? Als een vrouw die intelligent is, maar die het heerlijk vindt om te worden geneukt?) is Leonard in alle staten (‘Leonard kon niet geloven wat hij hoorde. Maar hij durfde niets te zeggen, bang om het psychedelische ritje waaraan hij bezig was te onderbreken‘) neemt Hannah Leonard mee naar haar appartement (‘Leonards lendenen stonden in brand‘).
Een barok appartement: ‘Hannah’s vader, Gerhard Glorybook, gebruikte de reukrijkdom van zijn fabriek om expedities op groot wild over de hele wereld te financieren, en hij schonk zijn dochter vaak de buit van zijn tijdverdrijf. Als gevolg hiervan verschenen er dreigend twee enorme dieren, gevangen in hun opgezette toestand, in de zitkamer van Hannah’s appartement. Een enorme roofvogel was opgehangen aan lijnen die vanuit het plafond naar beneden kwamen, terwijl een volwassen zwarte panter gehurkt naast een zitbank zat, klaar om te springen.‘
Leonard rekent nog op tantristische seks als hij Hannah niet de lampen, maar vier grote kaarsen ziet aansteken, onderwijl de kop van de panter strelend, maar Hannah heeft andere plannen: ‘We gaan in de lift neuken.‘ Wat kan het mij schelen, denkt Leonard na enige aarzeling, en als een roofdier laat hij zich naakt op handen en voeten in volle glorie door Hannah in de hal dirigeren (‘Hij grinnikte achterom naar Hannah en brulde als een beest‘). Hij gromt nog ‘Kom op, schat‘, maar in plaats daarvan sluit Hannah de deur voor zijn neus (‘Leonard hoorde hoe de grendel werd dichtgeschoven‘). Dat moet een grap – het voorspel – zijn, denkt Leonard, terwijl Hannah hem vanachter de deur aangeeft dat zij haar panter heeft beklommen als een paard. Maar het is geen grap. Het is een spel en het dient een doel. Hannah is er op uit Leonard helemaal gek te maken en tegelijkertijd van zijn wijnvleksyndroom te verlossen. Blinde paniek breekt bij Leonard uit, razend is hij aanvankelijk, waarna hij weer oplossingsgericht en zelfs ook aan de dag van morgen begint te denken (‘Leonard bleef op en neer lopen. Hij liet zijn blik door de gang gaan of er misschien ergens een kleed lag, maar hij zag niets. Hij keek op zijn horloge, de enige versiering die hij nog droeg. Het was bijna middernacht. Leonard had de volgende morgen om halfnegen een vergadering met een rijke, belangrijke cliënte, Joanna Krickmire. Mevrouw Krickmire, president van Krickmire Stocks, ging scheiden van haar man met wie ze eenentwintig jaar getrouwd was, en ze was niet van plan om hem ook maar één cent te betalen. Ze had Spuck en Hardison gevraagd om de man met de wijnvlek, omdat ze verwachtte dat de rechtszaak onaangenaam en grof zou worden, en ze wilde de juiste vertegenwoordiging.’) Plagend converserend vanachter de deur (‘Lenny? Hallo? Is er een naakte advocaat in huis?) geeft Hannah Leonard weer wat hoop op ‘binnentreden’, namelijk als hij raadt in wat haar vader voor de kost doet. Drie keer mag hij raden.
Advocaat?, probeert Leonard: ‘God, nee. Mijn vader is geen sukkel.’ ‘Pardon’ ‘Nou ja, jij in ieder geval.’ ‘Is dat zo?’ ‘Je wordt geacht onvervaard te zijn in de rechtszaal, maar je beloert me als een schooljongen.’ ‘Dat doe ik niet.’ ‘Ik voel je ogen, Lenny. Je kijkt me na, en je kleedt me uit met je ogen.‘ ‘ Je bent een sukkel, Lenny. Je hebt niet het lef om tegen me te praten, dus neuk je die arme Alison.’ ‘Misschien vindt Alison het wel lekker.’ ‘Waarom praat je nooit tegen me? Denk je soms dat ik een dom blondje ben?’ ‘Nee’ ‘Ik scoorde heel hoog bij de schoolonderzoeken.’ (‘Leonard zuchtte. Morgenochtend zou hij met een beetje geluk Joanne Krickmire helpen om haar man in grofweg dezelfde positie te manoeuvreren als waarin hij zich nu bevond.’)
De conversatie komt vervolgens op de wijnvlek. Hannah leert Leonard in een rollenspel hoe hij zijn vermeende zwakte moet omzetten in charme, namelijk door op haar verzoek haar voor te houden dat hij deze lichamelijke onvolkomenheid heeft overgehouden aan een tranentrekkend ongeval met dramatische afloop. Fantasie helpt, is de boodschap. Maar daarmee is Leonard nog niet binnen. ‘Wapens. Je vader verkoopt wapens. Voor de jacht?’. Het antwoord is een geraffineerd nee van Hannah: ‘Nee. Nou wacht. Wacht even. In figuurlijke zin wel, ja.’ Het antwoord moet zuiverder, vindt Hannah, dan mag Leonard aan de gang.
‘Leonard Bunce stopte voor de deur. Hij hoorde flair in Hannah’s stem, flair en gemene uitdaging. Maar er kwam ook iets anders op Leonard af, en voor het eerst die avond sloot hij al het andere uit en concentreerde hij zich op dit ene: Hannah’s geur. Het was echter meer dan een geur. Het was muskusachtig, een aanval op de zintuigen. De hele avond had de geur om hem heen gelekt, hem omgeven als verdampte honing, of warme ledematen, of een zoete adem. Leonard realiseerde zich dat deze geur altijd om Hannah hing, iets wat ze opdeed en uitstraalde, en als een erfenis aan de wereld om haar heen gaf. Leonard stond stil en ademde deze zoetheid in die, aangeboden of niet, op hem afkwam. Hij begreep dat de muskus, het element om hem heen, aards en duur was. Hij liet zich erdoor vervullen totdat hij zijn kantoor, zijn appartement, Cherrywood’s Lounge en Central Park was vergeten, al die trieste plekken waar hij niet zijn avonden wilde beëindigen. Zijn wijnvlek tintelde als een zesde zintuig, een sluimerende gave die uiteindelijk ontwaakte. Hij vulde zijn longen triomfantelijk.‘
Parfum, zeg ik,
BANNING N.V.
Gino van Roeyen