Sherlock Holmes als schrikbeeld

Delen:

Illustratie Shutterstock

Hoe deskundig is de deskundige? Rechters zijn lang niet allemaal toegerust om die vraag te beantwoorden, zegt hoogleraar rechtspsychologie Harald Merckelbach. “Kijk niet naar de papieren van de deskundige, maar naar zijn werkwijze.” Intussen werkt het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) aan kwaliteitsverbetering.

Harald Merckelbach. Foto Universiteit van Maastricht

Sherlock Holmes is voor velen misschien de held van de misdaadbestrijding, maar Harald Merckelbach (Universiteit Maastricht) ziet Holmes juist als een schrikbeeld. Werkend aan een onderzoek naar een verdachte die met fotolijstjes (en veel met lijm) werkt, stuit Holmes op een onbekende substantie op een jas. “Het is absoluut lijm,” concludeert de detective stellig.

Welke fout maakt Sherlock Holmes hier? “Hij wist al dat de verdachte vaak met lijm in de weer is,” verklaart Merckelbach. “En gewapend met die kennis gaat ie kijken naar het kledingstuk, en ziet de stof, en zegt daar zit lijm. De perfecte cirkelredenering.”

Het is maar één van de vele doodzondes tegen het gezonde verstand die Holmes hier maakt, vervolgt Merckelbach. Hij noemt de befaamde Britse speurder het prototype van de imperialist: iemand die uitspraken doet zonder de benodigde deskundigheid op zak te hebben. “Waarom tuurt hij door de microscoop, en weet ie zogenaamd alles van sigarettenas en handschriftkunde en chemicaliën? Hij is ook nog psycholoog, een typische alleskunner.”

Dat Holmes altijd zo zeker van zijn zaak is, maakt zijn werkwijze per definitie onwetenschappelijk, zegt Merckelbach. “Het kenmerk van de echte wetenschapper is: you might be mistaken because you have been wrong before.” Je moet dus aan falsificatie doen, en dat dwingt tot een soort nederigheid. Met een sneer naar het Nederlands Forensisch Instituut: “Het NFI koketteert in tweets met Sherlock Holmes. Maar dit personage heeft juist schade berokkend aan het forensisch redeneren.”

Lucia de B.

Ook in Nederland hebben deskundigen zich schuldig gemaakt aan spookrijden, meent Merckelbach. Hij noemt de pedagogieprofessor Ruud Bullens die in de Schiedammer Parkmoord in de fout ging door zelf te gaan rechercheren. Bullens ondervroeg het medeslachtoffer Maikel onder het mom van een persoonlijkheidsonderzoek. Bij de gerechtelijke dwaling rond de veroordeling van Lucia de B. zaten de statisticus en de toxicoloog op de verkeerde rijbaan.

Merckelbach zegt dat Nederlandse gerechtelijk deskundigen het lang niet allemaal zo nauw nemen met de wetenschappelijke spelregels (zie kader onderaan die artikel). De hoogleraar grijpt daarbij veelvuldig terug op het begrip ‘biases’ (mentale valkuilen). “Met die biases zijn we allemaal behept: jij, ik rechters en deskundigen. Het gaat er niet om wie we daarvan de schuld kunnen geven, maar voor mij is de vraag wat rechters eraan kunnen doen.”

Je hebt rechters die de cognitieve valkuilen bij getuige-deskundigen goed kunnen herkennen, zegt Merckelbach.  “Een juridisch intelligente rechter kent de spelregels, en zal de getuige-deskundige daarover het hemd van het lijf vragen. Ik heb de indruk dat rechters hiervoor de laatste jaren beter zijn opgeleid. Mijn collega’s en ik krijgen steeds meer uitnodigingen van de SSR, dus men staat er voor open.”

Eric Bakker. Foto NRGD

Dat de rechterlijke macht op dit gebied niet stilzit, blijkt al uit de oprichting in 2010 van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD), bedoeld om de kwaliteit van de rapportages te verbeteren als uitvloeisel van de Wet Deskundigen in Strafzaken. Aan het hoofd van de NRGD staat het College Gerechtelijk Deskundigen, met als voorzitter rechter Eric Bakker. “Na gerechtelijke dwalingen als de Schiedammer Parkmoord kwam er behoefte aan normering en registratie van forensisch deskundigen,” zegt Bakker die raadsheer is in de strafkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het NRGD registreert alleen forensisch deskundigen. Experts die denken dat ze goed genoeg zijn in één van de elf vakgebieden, kunnen een verzoek tot registratie doen.  Een commissie van drie mensen, bestaande uit twee experts en een jurist, beoordeelt of de deskundige vakbekwaam is. “Zij kijken waar een deskundige aan moet voldoen,” legt Bakker uit. “Ze beoordelen niet alleen de vakinhoudelijke deskundigheid maar ook de forensische deskundigheid: kan hij de kennis toepassen binnen het strafrechtelijk proces? Zij bekijken een aantal rapporten en beoordelen de manier van onderzoek, de uitwerking en of de expert logisch tot zijn bevindingen komt. Het rapport moet leesbaar en begrijpelijk zijn en goed onderbouwd.”

Rechtspsychologie

Wie wordt toegelaten, krijgt een registratie voor vijf jaar, maar moet tussentijds wel bijscholen. Bij de start in 2010 zakte twintig procent van de experts voor de toets. “Zo’n register is geen garantie dat er niks fout gaat” vervolgt Bakker, die onder meer bij het Pieter Baan Centrum werkte en onderzoek deed bij het Criminologisch Instituut in Groningen. “Maar de uitgangspositie is beter dan voorheen.” En het register is nog steeds in opbouw.  De hoofdmoot van de 550 geregistreerden bestaat uit psychiaters en psychologen, gevolgd door DNA-experts.  Er komen steeds expertisegebieden bij, zoals Digital Forensics (bitcoins, torrents, het uitlezen van mobieltjes) en dit voorjaar Rechtspsychologie. Een normering voor schouwartsen staat ook de wensenlijst van het NRGD. Door de normering en afbakening van verschillende gebieden wil het NRGD ‘spookrijden’ voorkomen.

Bakker benadrukt dat het NRGD de wetenschappelijke spelregels serieus neemt. Maar sommige vuistregels van Merckelbach gelden vooral voor partijdeskundigen en spelen nauwelijks in het Nederlandse strafrecht, meent hij.

Verder is het vooral zaak dat rechters de vinger aan de pols houden. “Bewustzijn bij rechters,” noemt Bakker dat. “Erkennen dat er risico’s zijn. Biases gelden voor iedereen, dus ook voor rechters.” En wat de ‘consistentiedrift’ betreft: als een deskundige hardnekkig vasthoudt aan een conclusie, terwijl andere deskundigen tot andere bevindingen komen, zal een rechter extra alert zijn. “Het is mogelijk dat de zaak inmiddels anders ligt als er veel tijd is verstreken tot de behandeling in hoger beroep. Dan krijg je discussies op zitting, en daar kunnen alle procespartijen hun conclusies aan verbinden.”

NFI

Charles Berger. Foto NFI

Op natuurwetenschappelijk gebied is het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) de belangrijkste leverancier van gerechtelijk deskundigen. Principal scientist Charles Berger is het wetenschappelijk geweten van het instituut in Den Haag en onderschrijft Merckelbachs waarschuwing tegen de ‘biases’.

Berger is een gepromoveerd technisch natuurkundige, was jarenlang technisch documentonderzoeker en is tevens bijzonder hoogleraar criminalistiek (de natuurwetenschappelijke benadering van de forensische wetenschappen) aan de Universiteit Leiden. Zelf doet hij geen zakenonderzoek meer maar hij reflecteert op het werk van NFI-onderzoekers. “Ik kom pas in beeld als een zaak lastig is,” legt Berger uit. “Dan denk ik mee over de aanpak.”

De procedure voor onderzoeksverzoeken bij het NFI is simpel. “De aanvrager vult een aanvraagformulier in, en meldt wat hij onderzocht willen hebben. Bij een grotere zaak doen we een forensische intake. Dan gaan we om de tafel zitten met de aanvrager (meestal politie of OM) om te bepalen wat de achterliggende vraag is. Soms concluderen we dan dat het beter is om een andere vraag te stellen. Bijvoorbeeld bij een inktvergelijkend onderzoek. Wij vragen dan: wat maakt het uit of het dezelfde inkt is of juist niet?”

Die wetenschappelijke benadering kan juristen kopschuw maken, bang om niet de juiste wetenschappelijke hypothese te formuleren. Berger wil ze geruststellen: “Het is niet hun taak met de perfecte hypothese te komen, maar om de juiste vraag op tafel te krijgen.”

Communicatie

Het NFI heeft veel energie gestoken in het stroomlijnen van de communicatie met de juristen. In 2010 ging het onderzoeksinstituut over op een andere manier van rapporteren en interpreteren van bewijs. “Ik heb dat toen uitgelegd in een artikel in het NJB.” Ook heeft het NFI een gebruikerspanel, dat onder meer het wetenschappelijk taalgebruik tegen het licht houdt. Woorden kunnen binnen de juridische context een andere betekenis hebben dan in de wetenschap. “Juristen hebben ons gevraagd het woord bewijswaarde niet meer te gebruiken. Bewijskracht is beter. We leggen ook rapporten voor aan het gebruikerspanel met de vraag wat ze lastig vinden of juist prettig. Met enige regelmaat keer gaat de deskundige naar de rechtbank om het rapport toe te lichten. Maar we proberen rapporten zo te maken dat dat niet nodig is.” Sommige rechtbanken hebben zelf specialisten op forensisch gebied in dienst.

Denkt het NFI na over de gevaren van tunnelvisie, vooroordelen en consistentiedrift? Jazeker, antwoordt Berger, die samen met collega-wetenschappers het artikel ‘Minimizing Contextual Bias in Forensic Casework’ schreef. “Bij onderwerpen als affiliatie bias, foutmarges, second opinion etc. staan we zeker stil.”

Het belangrijkste volgens hem is scherp krijgen wat je rol is als onderzoeker, en wat de vraag is. “Als je alleen de hypothese van het OM hebt, heb je nog helemaal niets. Dan moet je ook de hypothese van de verdediging kennen. En als die geen hypothese heeft, moet je er zelf een verzinnen om de andere kant van de zaak te belichten. Neem het voorbeeld van de handschriftdeskundige: Heb je een concrete persoon in gedachten? Zo niet, hoe waarschijnlijk zijn dan je waarnemingen als dat het handschrift afkomstig is van een andere persoon?” Hij voegt daaraan toe dat elk NFI-rapport een second opinion krijgt.

Ontlastend bewijs

Rechters hebben hun handen vol aan deze forensisch-wetenschappelijke valkuilen. “Denkfouten liggen op de loer, bijvoorbeeld bij oorzaak en gevolg,” zegt Merckelbach. “Iemand veroorzaakt een ongeluk door te hard te rijden. Heeft ie een cadeautje voor zijn oma achterin de auto liggen, dan beoordeelt men dat anders dan wanneer hij een vuurwapen heeft. Maar die dingen zeggen niets over oorzaak-gevolg. Mensen denken dat een ellendig gevolg een ellendige oorzaak moet hebben. Dan zijn ze eerder geneigd een oorzaak-gevolg relatie aan te nemen en hogere straffen op te leggen.”

Charles Berger (NFI) heeft de indruk dat juristen in het algemeen goed begrijpen wat de onderzoeker bedoelt, al volgt de onderzoeker een rechtszaak meestal niet. “Ik kijk in een zaak alleen naar de vraag die wordt gesteld. Of iemand het gedaan heeft, interesseert me eigenlijk niet. Als mijn stukje van het onderzoek ontlastend bewijs opleverde, en iemand wordt toch veroordeeld, dan moet het andere bewijs sterker zijn geweest.”

Volgens Eric Bakker verschilt de begrijpelijkheid per rapport. “Als bij een inbraak een vingerafdruk is gevonden, heb je meestal een simpele zaak. De uitkomst is dan eenvoudig te lezen, al komt het voor dat partijen daarover van mening verschillen. Dan kunnen we de deskundige oproepen als getuige op de zitting. Maar niet altijd zijn de rapportages duidelijk. “Daarom plannen we hier ontmoetingen van afnemers met deskundigen.”

Interessante vraag is hoeveel ongelukken de spookrijders veroorzaken. Volgens een schatting van wetenschapsfilosoof Ton Derksen worden in Nederland jaarlijks minimaal duizend onschuldigen schuldig bevonden. Merckelbach: “Uit buitenlandse onderzoeken blijkt dat spookrijdende deskundigen een hoofdrol spelen in dwalingen. Maar omgekeerd kun je niet zeggen: ‘Omdat er een spookrijdende deskundige is, is er gerechtelijke dwaling.’ Want er zijn meer controlemechanismen, de schade kan dus beperkt blijven.”

Charles Berger waarschuwt tegen de suggestie dat gerechtelijke dwalingen voornamelijk aan deskundigen te wijten zouden zijn. “Sommige onderzoekers lijken niet eens de mogelijkheid te overwegen dat een jurist een fout kan maken. Daar komt bij dat voor een gerechtelijke dwaling gewoonlijk alleen wordt gekeken naar onterechte veroordelingen. Maar ook onterechte vrijspraken bestaan.”

Intussen werken veel partijen aan een verdere kwaliteitsverbetering. Het NRGD werpt zich ook op als adviseur en aanjager van ontmoetingen. Ook stimuleert het NRGD de forensisch deskundigheid buiten het NFI, om onafhankelijke contraexpertise te verbeteren.

Merckelbach en Berger zien wel wat in het idee dat een eerste deskundige samen met de aanvrager en de verdediging de goede vraagstelling komt en bepaalt welk materiaal wordt onderzocht. Hij geeft vervolgens alleen de relevante achtergrondinformatie door aan een tweede deskundige. Die tweede deskundige kan dan met die informatie onbevooroordeeld aan de slag.

Volgens Berger is er hoe dan ook nog veel werk aan de winkel, want hij stelt vragen bij de manier waarop deskundigen soms betrokken raken bij een rechtszaak. “We hebben het in Nederland best netjes ingericht. We hebben het NFI en het NRGD, en toch komen gelegenheidsdeskundigen in beeld omdat ze de rechter kennen via studie of cursus. Die experts zijn opgeleid in het eigen gebied, maar hebben weinig kennis van forensische wetenschap. Soms denk ik: voor die vraag had je beter bij ons terecht gekund.”

Harald Merckelbachs acht spelregels voor gerechtelijk experts

  1. Doe een onderzoek blind. Bij een test van een medicijn mag de dokter immers niet weten welk medicijn echt is en welke de placebo, anders kan hij in zijn enthousiasme de patiënt beïnvloeden.
  2. Alle informatie moet op tafel komen. Wat heeft de getuige-deskundige gehoord van de officier, en wat van de advocaat? “Pas als we dat weten wat het uitgangspunt is geweest, kunnen we beoordelen of er sprake is geweest van oneigenlijke invloed.” In vakjargon: affiliatie-bias.
  3. Werk met meerdere hypotheses. “Als de handschriftdeskundige zegt dat het handschrift van de verdachte lijkt op dat uit de dreigbrief, weet je nog niets. Want er is een andere hypothese mogelijk, namelijk dat iemand anders die brief heeft geschreven. Je moet het handschrift van de brief dus ook vergelijken met andere handschriften.”
  4. Laat je conclusies bekijken door een collega.
  5. Benoemde de foutmarge.
  6. Houd rekening met consistentiedrift. Hebben deskundigen eenmaal hun conclusie getrokken, dan houden ze daar aan vast, ook al dienen zich aanwijzingen aan van het tegendeel.
  7. Schoenmaker blijf bij je leest. Doe dus niet aan spookrijden.
  8. Praat niet je opdrachtgever naar de mond.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven