‘Strafrechter moet beter oordelen bij vormfouten’

Delen:

uitgummen2De rechtspraak over vormfouten is onvoldoende consistent. Bovendien staat het oordeel van de rechter niet altijd in verhouding tot de ernst van de vormfout. Dit is geen goede rechtspraak. Dat concludeert Reindert Kuiper. Hij deed een eerste en uitgebreid onderzoek naar het onderwerp en promoveert op 2 juli aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Als Reindert Kuiper nog gerechtssecretaris is bij het hof Amsterdam, een jaar of vijftien geleden, hoort hij op een dag dat de deur van een zittingszaal met een klap wordt dichtgegooid – de splinters vliegen er letterlijk vanaf, herinnert hij zich. Er wordt uitspraak gedaan in een zedenzaak en de familie van het slachtoffer is razend omdat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was verklaard. Reden: de redelijke termijn was overschreden, weliswaar beperkt. Kuiper vraagt zich af: “Is dat wel goede rechtspraak? Waarom was hier niet-ontvankelijkverklaring nodig? Een inhoudelijk antwoord op die vraag was niet te lezen in de beslissing van het hof. Daarom begreep ik de kwaadheid van de familie van het slachtoffer wel.”

Het was de eerste, maar niet de laatste keer dat zijn interesse werd gewekt voor het leerstuk van het reageren op vormfouten door de strafrechter. Jaren later durft hij de stelling aan: dit is géén goede rechtspraak. De thematiek heeft hem niet meer losgelaten en hij heeft zijn twijfels productief gemaakt: eerst in een in 2010 gepubliceerd rechtsvergelijkend onderzoek en nu in zijn proefschrift ‘Vormfouten. Juridische consequenties van vormverzuimen in strafzaken’ waarop hij 2 juli aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveert. Zijn promotor is Ybo Buruma, raadsheer in de Hoge Raad en tot 2011 hoogleraar strafrecht in Nijmegen. Kern van het proefschrift vormt de Wet vormverzuimen, die toenmalig minister van Justitie Sorgdrager in 1996 door het parlement loodste. Dat resulteerde in het nieuwe artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat de rechtspraak codificeerde en een stramien geeft hoe de strafrechter moet reageren op vormfouten. Als herstel niet mogelijk is, moet hij bij het bepalen van zijn ‘reactie’ letten op het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

Biedt dat voor de strafrechter voldoende handvatten? Volgens Kuiper niet, hij noemt de bepaling niet meer dan ‘een geraamte’. Zo zegt art. 359a Sv niets over de vraag waarom bewijsuitsluiting zou moeten worden toegepast. In zijn rechtsvergelijkend onderzoek naar de Amerikaanse rechtspraak kwam Kuiper tot de conclusie dat een consistente en overtuigende rechtspraak niet mogelijk is als de Hoge Raad niet aangeeft welke doeleinden met bewijsuitsluiting worden nagestreefd. Kuiper stelt daarom voor een aanvullend model toe te passen. “Je kunt nu twee richtingen onderscheiden, die overigens beide een goed punt hebben. Aan de ene kant – in de rechtszaal meestal vertegenwoordigd door de advocaat – staan degenen die vinden dat vormfouten steeds moeten worden afgestraft omdat anders de rechtsbescherming van de verdachte tekortschiet. Aan de andere kan staan degenen – in de rechtszaal nogal eens vertegenwoordigd door het OM – die vinden dat eventuele vormfouten een effectieve waarheidsvinding en berechting niet in de weg mogen staan. Ook onder rechters en wetenschappers zijn er die meer naar het ene uitgangspunt neigen en die meer naar het andere uitgangspunt neigen. Natuurlijk willen we geen politie en OM die zich niets aan de wet gelegen laten liggen. Maar ook willen we niet dat een weinig ernstige vormfout de berechting frustreert. In mijn model kunnen de vaak tegenstrijdige belangen op een goede manier tegen elkaar worden afgewogen. Dat betekent dus niet kiezen voor één van beide richtingen, maar het mogelijk maken van een vruchtbaar debat om te komen tot de beste uitkomst gelet op alle betrokken belangen.”

Dan kan volgens Kuiper – wetenschappelijk medewerker van het kabinet van de president van de Hoge Raad – met de uit Amerika afkomstige ‘doel-middel-benadering’. Jammer voor advocaten, maar deze benadering komt er op neer dat vormfouten niet zonder meer moeten worden afgestraft. “We gaan niet terug naar de jaren ’70, maar het is een groot misverstand om te denken dat vormfouten onbelangrijk zouden zijn en nooit meer tot een rechtsgevolg kunnen leiden”, aldus Kuiper.

auteur: Michel Knapen

Lees het gehele interview hier.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven