De belangen van verdachten kunnen in de knel komen door buitengerechtelijke afdoeningen van strafzaken. Dat concludeert Koen Vriend, die op dinsdag 31 mei promoveert aan de Universiteit van Amsterdam. In tien tot twaalf procent van de onderzochte zaken was te weinig bewijs voorhanden voor een veroordeling.
Sinds 2008 heeft het Openbaar Ministerie meer instrumenten in handen om een strafbaar feit buiten de rechter om af te handelen. Naast de vrijwillige schikking, waarbij de zaak slechts voor de rechter komt als de verdachte niet aan de schikkingsvoorwaarden voldoet, kan het OM een verdachte ook een strafbeschikking opleggen. Daartegen moet de verdachte actief bezwaar aantekenen om de zaak door de rechter te laten toetsen.
Volgens Vriend kan het ontbreken van een normatief kader dat de rechten van de verdachte waarborgt leiden tot onzorgvuldigheid. Bij een evaluatie van buitengerechtelijke procedures bleek in tien tot twaalf procent van de zaken te weinig bewijs voorhanden voor een veroordeling. “Dat geeft te denken of die zaken wel zorgvuldig zijn afgehandeld en of de verdachte voldoende mogelijkheid heeft gekregen te participeren in het proces. Anders hadden deze verdachten de hiaten in de bewijsvoering met behulp van een advocaat kunnen aantonen en straf kunnen voorkomen.”
Bij zaken die wel voor de rechter komen is dat kader in de loop van decennia gevormd op basis van jurisprudentie, maar die ontbreekt bij afhandeling buiten de rechtszaal. Vriend doet suggesties voor manieren om de belangen bij die afdoening te waarborgen. Bij gebrek aan jurisprudentie kan Nederland de aanpak van internationale strafhoven als leidraad nemen. Daar worden schikkingen in grote zaken altijd nog getoetst door de rechter. Daarnaast biedt de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens aanknopingspunten voor een geschikt normatief kader. “Als het gaat om een miljoenenschikking als die met Libor of VimpelCom, kan een rechter toetsen of de schikking geëigend is.”
Voor kleinere zaken als bijvoorbeeld een strafbeschikking bij een kroeggevecht is het de verantwoordelijkheid van het OM de belangen van verdachten mee te wegen. “Hoe precies, kun je in regels vastleggen, maar uiteindelijk vereist het vooral een magistratelijke houding van de officier van justitie.” Dat betekent bijvoorbeeld dat het OM een gewogen voorstel moet doen voor een schikking en niet mag dreigen met een hogere eis als de verdachte besluit de zaak voor de rechter te brengen. “Zo’n voorstel raakt aan de wilsvrijheid van de verdachte. Andere voorwaarden voor een eerlijk proces zijn goede informatie aan de verdachte, de mogelijkheid voor de verdachte om bewijs te betwisten en het recht op een gemotiveerd vonnis waarin wordt uitgelegd hoe een straf tot stand is gekomen.”
Zonder deze voorwaarden staat de integriteit van de rechtspraak op het spel, waarschuwt Vriend. “Uiteindelijk zijn het vooral minder mondige mensen of mensen die de gevolgen van hun keuzes niet goed kunnen overzien die vaker onterecht een straf opgelegd zullen krijgen.” Toch ziet hij geen reden te stoppen met de buitengerechtelijke afhandeling. “Met de juiste waarborgen voor participatie van de verdachte kan afhandeling buiten de rechtszaal voor alle partijen goed uitpakken.”
Klik hier voor een samenvatting van het proefschrift.