Volgens demissionair minister Dekker (Rechtsbescherming) moeten slachtoffers en nabestaanden de kans hebben om een verdachte te vertellen wat het misdrijf bij hen heeft aangericht. De verplichte aanwezigheid op zitting en bij de uitspraak wordt geregeld in de Wet uitbreiding slachtofferrechten van minister Dekker voor Rechtsbescherming. Op 20 april stemde de Eerste Kamer daarmee in.
Waarheidsvinding
Nu mogen verdachten zelf bepalen of ze aanwezig zijn bij hun rechtszaak. In andere landen (Duitsland, Frankrijk) is het al verplicht voor verdachten van zwaardere delicten om aanwezig te zijn. Volgens Dekker is het voor de verdachte zelf ook van belang dat hij meemaakt wat op de zitting gebeurt en wat procesdeelnemers zeggen. Die verdachte kan dan ook door de rechter en officier van justitie worden ondervraagd. Dat moet bijdragen aan de waarheidsvinding omdat zij zelf een indruk krijgen van de persoon van de verdachte. Dekker: “Het kan voor slachtoffers uitermate pijnlijk zijn als ze hun verhaal moeten doen tegen een lege stoel. Zeker bij ernstige zaken is het daarom niet meer dan normaal dat een verdachte tijdens de zitting gewoon aanwezig is.“
Onschuldpresumptie
Strafrechtadvocaten zien dat niet zitten. Tosca Urbanus, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten, betreurt het dat wederom is gekozen voor een uitbreiding van slachtofferrechten ‘die op gespannen voet staat met de rechten van de verdachte’. Volgens haar gaat de wetgever met het invoeren van de verschijningsplicht ten onrechte voorbij aan de onschuldpresumptie, een fundamenteel rechtsbeginsel van het strafproces. “Een verdachte wordt nu verplicht aanwezig te zijn bij een (veelal beschuldigende) spreekrechtverklaring van het slachtoffer, terwijl zijn schuld nog niet is vastgesteld en de rechter al voldoende mogelijkheden had zijn aanwezigheid af te dwingen”, zegt Urbanus, verbonden aan Jebbink Soeteman Advocaten. “De wetgever is daar in de wetsgevingsadviezen talloze malen op gewezen, maar heeft dit wederom naast zich neergelegd. Het stemt daarbij weinig hoopvol dat slechts één politieke partij wel oog had voor deze ongelijkheid.”
Zeer problematisch
Joren Veldheer (Franken Van Kampen Groenhuijsen Advocaten) spreekt op LinkedIn van een ‘uiterst slecht, onverantwoord wetsvoorstel waar niemand op zit te wachten’. “Niemand uit de strafpraktijk stond achter dit voorstel. Rechtspraak niet, Openbaar Ministerie niet, advocatuur niet.” Veldheer, oud-voorzitter van de NVJSA, schrijft dat niemand ook maar iets durft te doen tegen of te zeggen over de steeds groter wordende rol van slachtoffers in het strafproces. “Dat is zeer problematisch en heeft verstrekkende negatieve gevolgen voor het strafproces.”
Strafrechtadvocaat Willem van der Voet (Vuurens & Lagerweij Advocaten) vindt dat echter wat overdreven. “Nog bijna alles in het strafrecht draait om de verdachte. Overigens zou ik zelf voorstander zijn van een getrapt systeem: aanwezigheid op zitting pas na een bewezenverklaring, de volgende fase waarin de slachtofferrechten aanbod komen. Dat zou ook een stuk efficiënter zijn.”
Stieffamilie
In het wetsvoorstel staan ook andere uitbreidingen van slachtofferrechten. Zo krijgt de stieffamilie (stiefouders en stiefbroers en -zussen) van een overleden slachtoffer voortaan ook spreekrecht. Het spreekrecht zal op een vast moment tijdens de zitting plaatsvinden: voorafgaand aan het requisitoir van de officier van justitie. Zo kan de officier daar rekening mee houden bij het formuleren van de strafeis, aldus Dekker. Verder krijgen slachtoffers en nabestaanden spreekrecht tijdens de tbs-verlengingszitting. “Zo kunnen zij zelf tegen de rechter vertellen wat de terugkeer van de dader in de samenleving met hen doet, en waarom zij een contact- of straatverbod willen”, zegt Dekker. “Dit kan dan meewegen in de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke beëindiging van tbs met dwangverpleging kunnen worden verbonden.”
Voorschotregeling
Tot slot regelt de nieuwe wet dat de voorschotregeling voor slachtoffers en nabestaanden wordt uitgebreid. Nu kan de overheid al het resterende bedrag aan schadevergoeding voorschieten aan slachtoffers van misdrijven, als de dader het zelf niet (volledig) binnen acht maanden heeft betaald. Die mogelijkheid wordt uitgebreid naar slachtoffers van alle strafbare feiten, zodat daar niet alleen misdrijven maar ook overtredingen onder vallen.
De datum van de inwerkingtreding van de wet wordt vastgesteld in overleg met de ketenorganisaties.