Op 1 juli 2024 is de Wet uitbreiding slachtofferrechten in werking getreden. Die wet heeft gevolgen voor het strafproces. In het bijzonder voor de procespositie van het slachtoffer. Het gaat om strafbare feiten waarop minimaal een maximum gevangenisstraf van acht jaren is gesteld, maar ook om delicten met een lager strafmaximum. Voorwaarde voor de verschijningsplicht is dat de verdachte in voorlopige hechtenis zit. Het criterium is of justitie al over de verdachte kan beschikken. Een verdachte die geschorst is uit de voorlopige hechtenis of die nooit in voorarrest is genomen, heeft niet de verplichting te verschijnen.
Hoogleraar Strafrechtspraktijk aan de Universiteit Leiden en advocaat Patrick van der Meij (Cleerdin & Hamer) legt dit uit in een blog dat hij hierover schreef: ‘Dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis moet bevinden is logisch vanuit praktisch oogpunt, aangezien het opzoeken en meetogen naar zitting van verdachten die weliswaar verplicht zijn maar vrij rond lopen, een enorme belasting zou vormen voor het systeem.’
Wenselijk
De rechter kan overigens wel op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of het slachtoffer bepalen dat de verplichting niet geldt, aldus Van der Meij: ‘Dat is als er zwaarwegende belangen spelen bij de verdachte of het slachtoffer, of in het geval geen van de procesdeelnemers die verplichte verschijning wenselijk of noodzakelijk vindt. Bijvoorbeeld als het slachtoffer heeft aangegeven zeer angstig te zijn om in het bijzijn van de verdachte het spreekrecht uit te oefenen of als de verdachte dusdanig ziek is – lichamelijk dan wel psychisch – dat zijn aanwezigheid redelijkerwijs niet van hem kan worden verwacht.’
Verhaal
De nieuwe wet dient ertoe de positie van slachtoffers te verbeteren. Zodat zij tegenover de verdachte hun verhaal kunnen doen over de consequenties van het strafbare feit voor hen. En zodat de verdachte de bestraffing op zitting in het bijzijn van de slachtoffers ondergaat. Van der Meij heeft hier twijfels bij, schrijft hij in zijn blog: ‘Ik vrees dat de verwachtingen rondom de genoegdoening voor het slachtoffer dienen te worden getemperd. Juist gevoelens van frustraties en verdriet kunnen worden gevoed, omdat de aanwezige verdachte geen enkele sjoege hoeft te geven ten opzichte van het persoonlijke leed dat wordt omschreven. Anders gezegd: je kunt iemand verplichten er te zijn, maar niet verplichten iets te horen, je aan te kijken of op je te reageren.’
Overspannen
De vraag dringt zich volgens Van der Meij ook op of de strafrechtspleging deze nieuwe verplichtingen zal kunnen bolwerken, nu sprake is van een zwaar overspannen systeem bij zowel het openbaar ministerie, de zittingsrechter. Maar ook bij de diensten die verantwoordelijk zijn voor het vervoer van voorlopig gehechte verdachten naar zitting: ‘Bedenk bovendien dat de strafrechter al de mogelijkheid had de verdachte – ook als die op vrije voeten was – in de gevallen waarin dat noodzakelijk was, gewoonweg te bevelen aanwezig te zijn bij de inhoudelijke behandeling en die zelfs te kunnen laten meebrengen met een bevel.
Overcompenseren
De nieuwe wetgeving lijkt daarom volgens de hoogleraar te overcompenseren wat de praktijk al kon regelen. ‘Hij lijkt eigenlijk overbodig te zijn en dat neigt naar symboolwetgeving. Het zal uiteraard belangrijk kunnen zijn voor een slachtoffer of de nabestaanden, om zich uit te kunnen spreken in het bijzijn van de verdachte. Maar de vrees bestaat dat de wetswijziging voor veel teleurstelling en een overbodige extra belasting kan gaan zorgen.’
De wetswijziging was overigens een initiatief van voormalig minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker (VVD).