‘Wet straffen en beschermen leidt tot kortere gevangenisstraffen’

Strafrecht- en detentiedeskundigen moeten niets hebben van de Wet straffen en beschermen, die tegen hun adviezen in toch onlangs door de Eerste Kamer is aangenomen. Met de wet vervalt het recht op voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) na twee derde van de vrijheidsstraf.

Delen:

‘WET STRAFFEN EN BESCHERMEN LEIDT TOT KORTERE GEVANGENISSTRAFFEN’

De Wet straffen en beschermen wijzigt in de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht de zogenoemde detentiefasering. Met deze wet wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling voortaan, na een ‘persoonsgerichte afweging’ voor maximaal twee jaar verleend. Daarvoor was veel politieke steun. In de Tweede Kamer stemde alleen de Partij voor de Dieren tegen; in de Eerste Kamer waren op 23 juni 2020 de PvdD, SP en GroenLinks de tegenstemmers.

‘Oneerlijk’

Maar op Twitter regende het direct kritiek. Zo sprak strafrechtadvocaat Robert Malewicz van een ‘oneerlijke overgangsregeling’ voor gedetineerden die nog in een strafzaak zijn verwikkeld, “waardoor tenuitvoerlegging van aan hen opgelegde gevangenisstraf uiteindelijk veel zwaarder kan uitpakken”. Strafrechtadvocaat Bart Swier “had stiekem gehoopt op meer juridisch verstand bij de senatoren”.

Netto strafduur

Dirk Daamen
Dirk Daamen

Kern van de nieuwe wet is de kortere invrijheidsstelling, die ook niet meer automatisch wordt verleend. Of het maximeren van de voorwaardelijke invrijheidstelling tot twee jaar veel verschil gaat maken voor veroordeelden, wordt door strafrechtadvocaat Dirk Daamen betwijfeld. “Rechters schijnen de hoogte van de straf vooral te bepalen aan de hand van de verwachte netto strafduur. Dan zal deze wetswijziging dus niet tot langere netto straffen leiden. Ik verwacht eerder dat rechters waar ze nu nog achttien jaar zouden opleggen, straks op veertien jaar zullen uitkomen. Dat zal wel tot meer maatschappelijke acceptatie leiden, omdat veroordeelden niet meer een derde ‘cadeau’ krijgen en een groter deel van hun straf daadwerkelijk in de gevangenis doorbrengen.”

Strategisch plannen

Anne Marie de Koning
Anne Marie de Koning (foto: Robin Utrecht)

Net als Malewicz wijst strafrechtadvocaat Anne Marie de Koning (SKE Advocaten) op de ‘zeer nadelige overgangsregeling’. Het nieuwe v.-i.-systeem zal immers worden toegepast op iedereen die na inwerkingtreding wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf. “Zo heeft een veroordeelde die na inwerkingtreding van de wet wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf enkel en onder voorwaarden recht op een periode van vervroegde invrijheidsstelling van twee jaar. Een veroordeelde die één dag voor inwerkingtreding wordt veroordeeld valt onder de ‘oude’ regeling valt, en krijgt twee derde strafkorting.”

Dat betekent, aldus De Koning, dat advocaten in een strafzaak nog preciezer strategisch moeten plannen. “Wanneer een cliënt is veroordeeld vóór inwerkingtreding van de wet, kan hoger beroep mogelijk beter achterwege blijven, wanneer dit hoger beroep zal plaatsvinden na inwerkingtreding van de wet.”

Strafuitvoeringsrechtbank

Advocaat Daamen, die ook thuis is in het penitentiaire recht, wijst daar ook op. Strafrechtprofessionals zullen volgens hem telkens moeten kijken of een uitspraak, die ze wat betreft de strafmaat als referentie willen gebruiken, van voor of na de wetswijziging is. “Vooral advocaten zullen daar alert op moeten zijn. En er zal een lange periode met twee verschillende systemen naast elkaar moeten worden gewerkt. Iemand die net voor de wetswijziging nog dertig jaar opgelegd krijgt, kan namelijk nog dertig jaar lang onder de oude regeling vallen. Ik heb er moeite mee dat het OM en niet de rechter gaat beslissen of iemand wel of geen voorwaardelijke invrijheidstelling krijgt.” Daamen wijst naar België: daar hebben ze een speciale Strafuitvoeringsrechtbank voor de beslissingen tijdens de tenuitvoerlegging van straffen.

‘Huidige regeling voldoet’

Kritiek op de wet komt niet alleen uit de advocatuur. De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming liet al in juni 2018 in een reactie aan minister Dekker (verantwoordelijk voor deze wet) weten niet de noodzaak in te zien van de beoogde aanpassingen van de Penitentiaire beginselenwet. “Er zijn geen aanwijzingen dat de huidige regeling niet voldoet.”

De RSJ vindt dat een maximum v.i.-termijn van twee jaar, zoals de minister voorstelt, de resocialisatiemogelijkheden van langgestraften te zeer beperkt. “Een langere v.i.-termijn maakt het mogelijk langer begeleiding te bieden en toezicht te houden op de terugkeer van gedetineerden in de samenleving.” Daarbij kan worden gedacht aan behandeling, toezicht, meldplicht en locatieverboden. “De veiligheid van de samenleving is daarmee gediend.”

Doel van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) is resocialisatie van gedetineerden. Dat kan worden bereikt door aan de invrijheidstelling algemene en bijzondere voorwaarden te verbinden, gericht op het verkleinen van de recidivekans en door toezicht en begeleiding. Bij het niet naleven van de voorwaarden dreigt herroeping van de invrijheidstelling. Jaarlijks komen ongeveer 1.100 veroordeelden voor v.i. in aanmerking.

Vergelding

Volgens De Koning staat met deze wet vergelding ‘evident boven’ goede re-integratie en het voorkomen van recidive. “De beperking tot twee jaar betekent een kortere periode om gedetineerden te begeleiden bij de terugkeer in de samenleving. En gedetineerden zullen waarschijnlijk langer vast zitten dan nu.” En: “Ook gaat met deze wet de rechtsbescherming van de gedetineerden er op achteruit, want het OM beslist. Tegen de beslissing van het OM staat bezwaar open, maar de rechtbank zal slechts marginaal toetsen.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven