Wim Voermans: ‘Referenda zijn een open zenuw’

Delen:

Referenda en representatieve democratie zouden niet samengaan en referenda zouden de democratie uithollen, volgens het vorige jaarverslag van de Raad van State. De Leidse hoog- leraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans vindt het onzin. “Het is gewoon wetenschappelijk gezien niet waar. Er is ook nog nooit een bestaande representatieve democratie omgevallen, doordat de burgers via een referendum hun mening kenbaar mochten maken.”

Hij heeft genoten, zegt Wim Voermans. “Sommige mensen vinden die gemeenteraadsverkiezingen maar gedoe en klein grut, maar ik vind ze heerlijk. Aan de vooravond van de verkiezingen in maart liep ik bijeenkomsten af, las verkiezingskrantjes en praatte met mensen uit mijn eigen gemeente (Pijnacker-Nootdorp). Democratie-in-actie, democratie-van-onderop. Zeggenschap van burgers over hun eigen gemeenschap, hun eigen lot. Het soort democratie waarover Alexis de Tocqueville al in 1831 schreef na zijn bezoek in de Verenigde Staten. Ik ben er dol op.”

De Tocqueville is een van de inspiratoren van Thierry Baudet en diens Forum voor Democratie.

“Baudet interpreteert volgens mij De Tocqueville verkeerd. De Tocquevilles idee van democratie-van-onderop heeft weinig met het moderne populisme te maken. Bij grass roots democracy gaat het erom hoe burgers gezamenlijk vorm geven aan hun gemeenschap. Dat is geen nieuw verschijnsel, zoals Geerten Waling en ik in ons boek Gemeenten in de genen laten zien. Wij hebben dat in de Nederlanden al vanaf de middeleeuwen.”

Hij geeft het voorbeeld van Zundert, de Brabantse gemeente, waar hij als boerenzoon werd geboren. Het dorp – geboorteplaats van Vincent van Gogh − kent een bloeiend verenigingsleven, de burgers zijn onderling sterk verbonden. “Jaarlijks vieren ze dat met een bloemencorso, een groots evenement dat eigenlijk de schaal van het dorp te boven gaat. Al in het vroege voorjaar gaan de 21 buurtschappen aan de slag met de voorbereiding van de praalwagens. Iedereen helpt mee en voelt zich verantwoordelijk. Zo beleven veel burgers ook de democratie. Van onderop wordt die gemeenschap gemaakt tot wat ze is. De lokale partijen waren in Zundert altijd belangrijk. Daarom werd er ook een burgemeester van buiten aangetrokken om ons katholieken een beetje in de gaten te houden.”

Hij lacht hardop. “Niet dat ik zo katholiek ben opgevoed. Mijn moeder vond zelfs dat ik niet mocht biechten: ze vond het vernederend. Er was geen overdreven geloofsijver bij mij thuis, maar het was wel katholiekachtig. In Brabant is het katholicisme bij veel mensen vooral een cultureel dingetje.”

Tegenreactie

Dit jaar deden in Zundert naast het CDA, de VVD en D66 vier lokale partijen mee aan de gemeenteraadsverkiezingen. Tezamen kregen zij meer dan de helft van het aantal geldige stemmen. Elders in het land stemde gemiddeld zo’n 35 procent van de kiezers op een lokale partij. Twintig jaar geleden behaalden de lokale partijen nog maar zo’n veertien procent van alle stemmen. De groei verbaast Voermans allerminst. “Je ziet in Nederland een soort tegenreactie tegen het te professionele en op bedrijfsvoering gericht bestuur”, analyseert hij. “Bestuurders zijn steeds vaker ervaren professionals, afkomstig uit landelijke politieke partijen. Burgers hebben daar nu tegen geprotesteerd. Aan het eind van ons boek over de lokale democratie concluderen wij dat er altijd een soort dualiteit is tussen gemeente voor en de gemeente van. Idealiter zijn deze twee in balans, wat wil zeggen dat de gemeente goede dienstverlening biedt, niet te duur is en de burgers netjes bejegent. De gemeente van is een project van de burgers. De laatste jaren is de gemeente voor te ver doorgeschoten. Dat had onder andere te maken met de decentralisatie die vanaf 2015 is doorgevoerd, en er moest worden bezuinigd. Burgers komen nu weer het eigenaarschap van hun gemeente opeisen.”

De traditionele partijen waaruit de professionele bestuurders komen, zien de opkomst van de lokale partijen met lede ogen aan. De versnippering van het politieke landschap zou het bestuur verlammen, corruptie in de hand kunnen werken en grote integriteitsproblemen meebrengen. Voermans gelooft daar niets van. Hij wijt de angst voor de lokale partijen mede aan de groeiende kloof tussen hoog- en lageropgeleiden, en die tussen Randstad en regio. “Ik heb met kinderen op de basisschool gezeten die geen van allen gingen studeren. Sommigen zijn wel heel grote landbouwondernemers geworden. Maar opleiding lijkt tegenwoordig allesbepalend voor maatschappelijk succes, en dat steekt. Het Sociaal en Cultuur Planbureau publiceerde onlangs het rapport Gescheiden werelden. Daaruit blijkt dat verschillen in opleidingsniveau leiden tot andere wereldbeelden en andere sociale netwerken. Veel van mijn hoogopgeleide collega’s kennen betrekkelijk weinig mensen uit ‘andere’ kringen. Daardoor verandert hun kijk op de wereld. Zij zien vooral veel boze burgers, motorclubs, ondermijning. Hoogopgeleide mensen framen de wereld die zij niet kennen nogal eens als gevaarlijk. Ze plakken er al snel labels op als populisme en gepeupel en roepen dat de rechtstaat in gevaar komt. Vooral wij juristen hebben daar een handje van, omdat we eigenlijk alleen maar andere academisch gevormde juristen vertrouwen; zelfs hbo-juristen vallen buiten die kring.

“De kern is onbegrip. Hoogopgeleiden hebben alle kansen gekregen, ze krijgen de beste banen en doen vervolgens een hoop dingen waar lager- en middelbaar opgeleiden last van hebben. Als die daar iets over zeggen, op hun eigen manier, worden ze vaak lelijk weggezet. Mensen worden daar boos over. Terecht.”

Referendum

De gescheiden werelden waarin Nederlanders leven wreken zich ook als het over het referendum gaat, meent Voermans. “In het kader van het Oekraïne-referendum zei de vicepresident van de Raad van State (Piet-Hein Donner) een aantal keer dat referenda en representatieve democratie niet samengaan en dat referenda de democratie uithollen. Die stelling kwam zelfs in het jaarverslag. Dat is onzin. Het is gewoon wetenschappelijk gezien niet waar. Er wordt wereldwijd veel onderzoek gedaan naar referenda, al meer dan 200 jaar. Dat onderzoek laat zien dat steeds meer landen referenda als democratisch instrument gebruiken. En dat gaat best goed. Er is in ieder geval nog nooit een bestaande representatieve democratie omgevallen doordat de burgers via een referendum hun mening kenbaar mochten maken. Van uitholling van de democratie is zeker geen sprake, wel soms van verrijking. Maar in Nederland zijn referenda een open zenuw bij de classe politique. Als ik er iets over zeg, komt me dat op verwijten te staan dat ik niet integer ben of ben overgelopen naar het populistische kamp. Toen ik onlangs kritiek uitoefende op de manier waarop de Raad van State adviseert en voorlicht over de intrekking van de Wet raadgevend referendum – ook met het oog op wat Donner eerder had gezegd over referenda – kreeg ik boze brieven. Zulk soort kritiek op de Raad van State is not done.”

Voermans trekt zich weinig van de reuring aan. Als onafhankelijk academicus heeft hij het recht − en ook de plicht, vindt hij – stelling te nemen in dit soort staatsrechtelijke debatten. “Dat ik kritiek krijg, is heel goed, want ik heb absoluut niet het ultieme inzicht. Maar het is wel een groot voorrecht dat ik gewoon mag zeggen wat ik vind. Ik laat me daarom ook bewust niet te diep in met de wereld van rechters en advocaten; enige afstand is goed om objectief te kunnen blijven kijken. Onafhankelijkheid is belangrijk in de rechtswetenschap. Natuurlijk moet de rechtswetenschap voeling houden met de rechtspraktijk, maar er moet ook iemand zijn die durft te zeggen dat de keizer geen kleren aanheeft.”

Dat de Wet raadgevend referendum wordt ingetrokken, staat wel vast, denkt Voermans. Rutte III heeft erop ingezet en de politieke wil om daarop terug te komen, ontbreekt. “Maar over de intrekkingswet die dat mogelijk moet maken, is voorlopig het laatste woord nog niet gezegd. Die is technisch niet helemaal op orde. Zo is de wijze van inwerkingtreding in strijd met het recht.”

Ook over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv), waarover de Nederlandse kiezer in maart per referendum zijn mening mocht geven, moest nog eens worden nagedacht wat Voermans betreft. Hij maakte deel uit van de commissie-Dessens die de Wiv evalueerde en veranderingen voorstelde. “Ik begrijp heel goed dat de Nederlandse bevolking zo fifty-fifty heeft gestemd. Ook de commissie-Dessens heeft lang nagedacht en gesproken over de balans tussen veiligheid en privacy. Veel mensen vinden het bezwaarlijk dat allerlei soorten data, zoals DNA-gegevens, zonder reden lang mogen worden bewaard. Uit het feit dat de regering daar met het referendum in de hand nog eens naar heeft gekeken blijkt ook de kracht van het referendum: het voedt het debat.” De aanpassingen in de Wiv die het kabinet begin april heeft aangekondigd zijn op punten die volgens Voermans “recht doen aan de uitslag van het referendum”.

In onze genen

Bang dat de rechtstaat wordt bedreigd, is Voermans niet. “De rechtstaat zit in onze genen. Toen Pim Fortuyn werd vermoord en op het Plein in Den Haag boze groepen dreigden de boel in de fik te steken, was dat een heel bedreigend incident, maar geen bedreiging voor de structuur van onze rechtstaat. Dat een provincie als Brabant lijkt af te glijden naar een ‘narcostaat’ waarin grote criminele organisaties opereren, hoeft niet onmiddellijk een bedreiging voor de democratische rechtstaat te zijn. Op het ogenblik bestaat er veel angst voor ondermijning: de onderwereld die doordringt in de bovenwereld van bestuur en politiek. Mensen zijn bang dat criminelen in de gemeenteraad infiltreren om van alles te ritselen. Commissaris van de Koning en oud-minister Johan Remkes wil om die reden dat alle gemeenteraadsleden een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) overleggen. Dat vind ik veel te drastisch. Er is weinig bewijs dat criminelen echt in de raad zitten. Dat is ook niet logisch. Je denkt toch niet dat een of ander lid van een criminele bende zelf in een middelgrote gemeenteraad gaat zitten? Die kijkt wel lekker uit. Als hij al invloed wil, loopt dat via stromannen. Daar gaat een VOG niets aan verhelpen. Door op een keuring van raadsleden door anderen dan de kiezer te hameren, maak je de gemeenteraad in de ogen van het publiek alleen maar verdacht.”

“Als het om ondermijning gaat, hebben we het vooral over drugscriminaliteit”, gaat Voermans verder. “We hebben in Nederland zo’n 8900 gemeenteraadsleden. Hoeveel van die raadsleden zijn in de afgelopen vier jaar voor een drugsgerelateerd delict in de gemeenteraad veroordeeld? Eentje, in Wassenaar, voor het telen van wiet. Komt corruptie voor in de gemeenteraad? Zeker. Maar die zaken zijn bijna allemaal vastgoedgerelateerd. Ik ben niet naïef, vastgoed en witwassen hebben nogal eens met elkaar te maken, maar dat er iemand in de gemeenteraad zit om namens een criminele organisatie van binnenuit het systeem te ontwrichten, lijkt vooralsnog weinig voor te komen.”

“Ondermijning in de vorm van bedreigingen is wel een groot probleem. Burgemeesters, wethouders en raadsleden worden op betrekkelijk grote schaal bedreigd. Daar moeten we hard tegen optreden. Zorg dat het bestuur zich kan wapenen tegen dit soort strapatsen. Stuur de politie erop af. Dat is wat Paul Depla, de burgemeester van Breda, ook zegt. We hebben politiemacht nodig. Geen aanpassing van het bestuurlijke systeem.”

Socialisatieproces

Wat Voermans wel graag zou willen aanpassen, is de academische rechtenopleiding. Volgens de hoogleraar is het onderwijs nu te eenzijdig gericht op vaardigheden voor de rechtspraktijk, het zogeheten civiel effect. “De rechtswetenschap concentreert nog steeds op het gedrag van een centrale rechtsactor: de rechter”, legt Voermans uit. “Terwijl slechts twee, drie procent van de rechtsvorming via rechterlijke uitspraken verloopt en meer dan negentig procent via wetgeving. Maar daaraan besteden we in de opleiding nog nauwelijks aandacht. Juristen wordt vooral geleerd om andere juristen te begrijpen en hun gedrag te voorspellen. De hele opleiding is een soort juridisch socialisatieproces, zoals rechtssocioloog Freek Bruinsma dat ooit heeft genoemd. In de hele opleiding zijn juristen vooral bezig met andere juristen.”

Dat moet veranderen. “En het is ook aan het veranderen”, merkt Voermans. “Met het oog op de snel veranderende rechtspraktijk is er meer behoefte aan breed opgeleide academici die zelfstandig onderzoek kunnen doen, data-analyses kunnen uitvoeren en de kracht van verhalen durven te gebruiken. Dat vind ik een positieve ontwikkeling.”

Zelf is Voermans dol op verhalen. Hij schrijft ze en is momenteel bezig met een boek over ‘het Verhaal van de Grondwet’. “De mens is neurobiologisch slechts in staat om maximaal 150 mensen te vertrouwen, daarmee stabiele sociale relaties te onderhouden en samen te werken”, legt de hoogleraar uit. “Dat getal van 150 heet het Dunbar number. Willen we vreedzaam samenleven en samenwerken in een groter verband – en dat is heel verstandig – dan hebben we meer nodig, namelijk verhalen die onze rol in de groep bevestigen. Via verhalen kunnen wij als mensen letterlijk in het hoofd van iemand anders kruipen en hem geruststellen, vertrouwen wekken en mobiliseren. Een verhaal over religie bijvoorbeeld, of over een koning. Het recht is ook zo’n verhaal. Mensen herkennen zich in de abstracties en instituties van het recht, zoals het contract, de goede trouw of het begrip rechtvaardigheid. Dat schept vertrouwen. De Grondwet is een metaverhaal, omdat ze niet alleen de relaties tussen individuen regelt, maar ook de verhoudingen van een grote groep. Het gaat daarbij om vertrouwen en erkenning. Het leven van mensen wordt eigenlijk maar bepaald door één vraag: wat is mijn relatieve positie in de groep? Wie ben ik in het grotere geheel? Dat zijn de vragen die wij allemaal stellen. Niet voor niets zijn die smartphones zo verslavend. De hele dag zijn we bezig ons te verhouden tot anderen. Grondwetten geven antwoorden op die basisnoden van vertrouwen en erkenning. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat 95 procent van de landen in de wereld een grondwet heeft of iets wat daarop lijkt. Grondwetten zijn dragers van overtuigende verhalen. Ze gaan bijna altijd over ‘wij’. Ze benoemen wie ‘wij’ zijn, hoe we ons organiseren, hoe we ons tot elkaar moeten verhouden. Dat wij bijvoorbeeld allemaal vrije individuen zijn. Dat zijn we niet, maar door dat goede verhaal ervaren we dat wel als zodanig.”

Om te vervolgen: “ In de gemeentepolitiek speelt in wezen hetzelfde. Ook daarin wordt een ‘wij’ geformuleerd. Dat wij is geen objectief instituut of bestuurlijk instrument waarop je kunt sturen, maar een intersubjectief gegeven dat we onderling erkennen. De wij van Zundert, wij van Amsterdam, de wij van Nederland, en de bijna-wij van Europa. Die erkenning, dat verhaal, daar gaat het om.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven