WODC: wettelijke aanpak faillissementsfraude schiet tekort

De wetten die faillissementsfraude moeten bestrijden, zijn onvoldoende in staat om de beoogde doelen te bereiken. Dat blijkt uit een onderzoek in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

Delen:

Depositphotos_5029858_S-fraude
foto: Depositphotos

Naar schatting wordt bij een kwart tot een derde van de faillissementen gefraudeerd. Om hier effectiever tegen te kunnen optreden zijn in 2016 en 2017 verschillende instrumenten aan de Faillissementswet toegevoegd. Zo is de curator sinds de inwerkingtreding van Wet versterking positie curator (2017) verplicht om bij elk faillissement onderzoek te doen naar fraude. Op basis van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod (2016) kan de curator bij de rechter een bestuursverbod vorderen van bestuurders van failliete ondernemingen.

Rol curator

Het WODC heeft voor zowel de Wet versterking positie curator en de Wet civielrechtelijk bestuursverbod ‘plan- en procesevaluaties laten uitvoeren.
De  wetten geven de curator een centrale rol bij de signalering van onregelmatigheden en fraude. In de praktijk blijkt echter dat deze rol niet goed kan worden ingevuld, omdat de curator hiervoor onvoldoende financiële middelen heeft. Belangrijke reden hiervoor is dat het onderzoek naar fraude uit de boedel van de failliete (rechts)persoon moet worden bekostigd. Vooral bij frauduleuze faillissementen schieten de middelen tekort, als ze er al zijn. Daardoor worden er minder onderzoeken uitgevoerd naar faillissementsfraude en worden er minder civielrechtelijke bestuursverboden opgelegd.

Beperkte capaciteit

Ook het vertrouwen in de opvolging van fraudemeldingen is een knelpunt. De capaciteit voor onderzoeken naar faillissementsfraude bij de opsporingsdienst van de Belastingdienst (FIOD), de politie en het Openbaar Ministerie is beperkt. Curatoren hebben de ervaring dat deze vaak geen opvolging krijgen. Dat leidt ertoe dat zij minder gemotiveerd zijn om fraudesignalen te melden, dat ze er minder aandacht aan besteden en dat de kwaliteit van de meldingen laag is.

Geen eenheid

Veel van de ketenpartners (curatoren, rechtbanken, FIOD, politie en Belastingdienst) signaleren een gebrek aan eenheid in de uitvoering van beleid. Zo bestaan er veel verschillen in de manier waarop de curator de fraudetaak uitvoert. Daarbij hebben de regio’s van de FIOD en de politie-eenheden verschillende prioriteiten en capaciteit voor het opvolgen van fraudemeldingen. En ook de Belastingdienst voert niet in alle regio’s hetzelfde beleid uit. Dit gebrek aan eenheid heeft een negatieve invloed op de effectiviteit van de aanpak van faillissementsfraude. Om het doel van de wetten te vergroten, is het volgens de onderzoekers belangrijk om de eenheid in beleid en uitvoering te vergroten.

Verbeterpunten

Om de effectiviteit van beide wetten te verbeteren zijn maatregelen nodig, aldus het WODC. Zo moeten er meer financiële middelen komen voor de curator om onderzoek te doen en voor de bevoegde instanties om de meldingen op te volgen.  Ook moet er bij de ketenorganisaties meer eenheid komen in beleid en uitvoering tussen en binnen ketenorganisaties.

Vervolg

Demissionair minister Weerwind van Rechtsbescherming heeft de Tweede Kamer in een Kamerbrief geïnformeerd over de conclusies van het WODC-onderzoek over de aanpak van faillissementsfraude. Hij geeft daarbij aan dat er momenteel  ook een WODC-onderzoek loopt naar de financiering van curatoren. De uitkomsten van dat onderzoek worden in het voorjaar van 2024 verwacht. Daarna worden de uitkomsten van beide onderzoeken in samenhang bekeken en zal het nieuwe kabinet met een beleidsreactie komen.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven