Vrouwelijke leden van de Rotterdamse balie worden bij het bezoeken van hun cliënten in sommige huizen van bewaring of penitentiaire inrichtingen gevraagd hun beugelbeha uit te doen en te laten scannen omwille van veiligheidsredenen. Dit terwijl de (vrouwelijke) justitiële medewerkers niet aan dit soort veiligheidseisen lijken te worden onderworpen. De Rotterdamse Orde acht dat onacceptabel.
Ook de Rotterdamse strafpleiter Inez Weski signaleert dit verschijnsel: “Eerst werd een advocaat op zeer intieme wijze onzedelijk betast door een (vrouwelijke) voorportier op ijzerwaren, maar tegenwoordig is er de eis dat bepaald ondergoed in een hokje dient te worden uitgedaan, op de band moet worden gelegd en aan de andere kant van het apparaat weer in een hokje moet worden aangedaan. Dit alles ten overstaan van publiek, personeelsleden en camera’s”.
Een aantal vrouwelijke advocaten heeft dit onderwerp recent aan de orde gesteld bij de betreffende instellingen en bij de Rotterdamse Orde. Als reactie hierop sprak Frank van Ardenne, lid van de Raad van Toezicht van het arrondissement Rotterdam, onlangs met het hoofd van de beveiliging van de penitentiaire inrichting Krimpen a/d IJssel, de instelling waarop de meeste klachten betrekking hadden. Het hoofd gaf tijdens dit gesprek aan dat de detectiepoort sinds kort heel hoog is afgesteld en dat daar niet van afgeweken zal worden.
De Orde neemt hier geen genoegen mee en wil daarom binnenkort met de directie van de inrichting om de tafel. Volgens de Orde zijn er voldoende alternatieven om een goede controle uit te kunnen voeren. Indien het overleg geen effect heeft, zal de Raad van Toezicht mogelijk een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. Er wordt namelijk onterecht onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen het vrouwelijk personeel en de vrouwelijke advocaten. Dat zegt Theda Boersema, lid van de Raad van Toezicht van het arrondissement Rotterdam. Maar vooralsnog gaat de Raad er vanuit dat verdere acties niet nodig zijn.
Krankzinnig
Weski vertelt dat het bezoeken van cliënten de laatste jaren in groeiende mate een aantasting van de waardigheid en inhoud van de verdediging kent. Zij doelt onder meer op de nieuwe veiligheidseisen: “De detectiepoortjes in de meeste huizen van bewaring staan zo strak afgesteld, dat deze bij wijze van spreke op de vullingen in kiezen afgaan. In het geval van beha’s met beugels er in leidt dit tot zeer beschamende discussies met voorportieren in het zicht en het gehoor van allerlei publiek omtrent de aard van het door de advocaat gedragen ondergoed.”
Boersema valt Weski bij: “Als na het leeghalen van je zakken, het uitdoen van je schoenen, het afdoen van je riem en sieraden het poortje blijft piepen, dan word je door twee beveilingsbeambten vanachter kogelvrijglas afgesnauwd of je een beugelbeha aanhebt. Als je dan bevestigend antwoordt, word je verwezen naar een kamertje waar je je beha uit moet doen en vervolgens weer terug moet komen met de beha in de handen om het en plein public te laten scannen. Dat is gewoon krankzinnig.”
Weski heeft van verschillende vrouwelijke verdachten begrepen, dat ook zij hun beugelbeha’s uit moeten doen. “Sowieso moeten zij dit doen voor het eerste verhoor vanwege vermeende veiligheidseisen en dus moeten ze de verhoren in vernedering met onvoldoende bedekking doormaken.”
Onterecht onderscheid
De advocaten vinden de maatregel veel te ver gaan en bovenal vernederend. Daarnaast vinden zij en de Orde het merkwaardig en onterecht dat de inrichting het (vrouwelijke) personeel niet aan de ontkledingseis onderwerpt. Volgens Weski kunnen de medewerkers zelfs zwaaiend naar de voorportier binnenlopen zonder enige controle. Het overige vrouwelijk publiek dient wel aan de eis te voldoen. “Het is niet correct dat er onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen, maar het is ook zeker niet correct dat kennelijk onderscheid wordt gemaakt tussen (vrouwelijk) personeel en (vrouwelijke) advocaten”, aldus Boersema.
“In de eerste plaats gaat het om vertrouwen. Ik heb net zoveel vertrouwen in het personeel van de instellingen als in de Rotterdamse vrouwelijke advocaten. Maar andersom is dat kennelijk niet het geval. Daar moet een oplossing voor komen. Het kan niet zo zijn dat dit beleid nog langer voortduurt,” aldus Van Ardenne in een nadere toelichting van het Rotterdamse Orde-standpunt.
Boersema voegt daar nog aan toe: “Als advocaat behoor je toch tot een beroepsgroep die aan allerlei regels is gebonden en aan moet voldoen. Advocaten hebben daardoor een andere positie dan bijvoorbeeld familieleden die op bezoek komen. Een advocaat zou het voordeel van de twijfel moeten krijgen.”
Een woordvoerder van het Ministerie van Justitie en Veiligheid laat weten dat bezoekers altijd volledig gecontroleerd worden en ‘piepvrij’ moeten zijn om naar binnen te mogen. “Niemand mag verboden metaal bij zich hebben. En als je wel metaal bij je draagt, dan moet dat nu eenmaal worden gescand. Dat weten advocaten en zeker degenen die vaker bij een inrichting komen heel goed.” Over de medewerkers zegt de woordvoerder: “Medewerkers hebben altijd spullen zoals sleutels en apparatuur bij zich die bij de uitoefening van hun functie horen, daarom wordt van hen niet geëist zij alleen ‘piepvrij’ naar binnen mogen.”
Alternatieven
Volgens de advocaten en de Orde zijn er genoeg goede alternatieven denkbaar. Boersema vertelt: “We hebben al voorgesteld om handdetectieapparaten te gebruiken of dat een vrouwelijke beambte meegaat naar een afgesloten ruimte om te fouilleren – net als op Schiphol – maar dat wordt geweigerd. En op het moment dat een advocaat weigert haar beha uit te trekken, wordt zij geacht te vertrekken. Daarmee word je de mogelijkheid om je cliënt te bezoeken, ontnomen. Je wordt dus gedwongen hier aan mee te werken als je het belang van je cliënt wilt behartigen.” Toch besloot Boersema laatst niet mee te werken en vertrok. “Gelukkig ging het niet om een urgente zaak.”