‘Behoefte aan meer richtlijnen voor behoorlijk procedeergedrag overheden’

Overheidsvertegenwoordigers vertonen in bezwaarprocedures met burgers niet altijd behoorlijk procedeergedrag, en in beroepsprocedures ontbreken richtlijnen over wat behoorlijk procedeergedrag eigenlijk zou moeten inhouden. Dat concluderen onderzoekers van Pro Facto, die in opdracht van het WODC onderzochten hoe behoorlijk procedeergedrag door overheden kan worden gestimuleerd.

Delen:

‘Behoefte aan meer richtlijnen voor behoorlijk procedeergedrag door overheden’ - Mr. Online
Foto: Geert Snoeijer

Voor het onderzoek richtten de wetenschappers zich op de vraag hoe kan worden bereikt dat overheidsvertegenwoordigers zich in verschillende typen procedures meer burgergericht opstellen. Dit om onnodige procedures tussen de overheid en burgers te voorkomen, en als er dan een procedure wordt gevoerd, om die dan oplossingsgericht en effectief te laten verlopen.

De onderzoekers organiseerden tal van kennistafels en publiceerden hun bevindingen en aanbevelingen in een onlangs verschenen rapport. Daaruit blijkt dat er behoefte bestaat aan een drietal instrumenten.

Organisatieverandering

In de eerste plaats constateren de onderzoekers dat hoewel in bezwaarprocedures voor overheidsbehandelaars voldoende duidelijk is wat onder behoorlijk procedeergedrag wordt verstaan, dit gedrag niet altijd daadwerkelijk wordt vertoond. Om dat te verbeteren, zijn enkele organisatorische veranderingen nodig, waaronder beter structureel overleg tussen ambtenaren en een goed werkende feedbackloop.

“We moeten behoorlijk procedeergedrag niet reduceren tot de individuele medewerker”, zo leggen de onderzoekers uit. “Behoorlijk procedeergedrag is de verantwoordelijkheid van de gehele organisatie.”

Richtlijnen

In tegenstelling tot bezwaarprocedures is bij beroepsprocedures veel minder duidelijk wat behoorlijk procedeergedrag eigenlijk behelst, concluderen de onderzoekers verder. “. In tegenstelling tot de bezwaarfase is er weinig onderzoek verricht naar best practices in (hoger) beroep en deelnemers geven aan dat zij aan de hand van specifieke zaakkenmerken bepalen wat de meest optimale proceshouding is.”

Als voorbeeld geven de onderzoekers aan dat procesvertegenwoordigers vaak een “afwachtende houding” aannemen als zij tegenover burgers staan in de rechtbank. “Dat terwijl sommige situaties – zoals nieuwe gronden of feiten en omstandigheden – juist vragen om proactief informeel contact.”

Om de situatie te verbeteren, zouden er heldere richtlijnen moeten komen over behoorlijk procedeergedrag in beroepszaken.

Afwegingskader

Tot slot wijzen de onderzoekers erop dat overheden terughoudender zouden moeten zijn met het instellen van hoger beroep. “Hoger beroep heeft een grote impact op de burger, die langer in onzekerheid wordt gehouden.”

Om dit te bereiken, zou er een nieuw afwegingskader moeten komen waarmee procesvertegenwoordigers besluiten om al dan niet in beroep te gaan. “Dat afwegingskader zou in de kern uit twee onderdelen moeten bestaan, namelijk uit instructies voor de belangenafweging en voorschriften voor de procedure die gevolgd moet worden.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven