De Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor Rechtsbijstand gaan meer informatie uitwisselen om het toezicht op gefinancierde rechtshulp te verbeteren. De Raad voor Rechtsbijstand en de lokale dekens, die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op advocaten, hebben afgesproken in een eerder stadium signalen met elkaar te delen als zij gedragingen van advocaten zorgelijk vinden. Zo kunnen ze effectiever opereren en sneller ingrijpen als dat nodig is.
De Orde en de Raad voor Rechtsbijstand hebben uniforme afspraken gemaakt voor het hele land. Beide organisaties zijn overeengekomen dat ze elkaar op de hoogte stellen als sprake is van negatieve signalen over de werkwijze van een advocaat.
Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als het maximum aantal toegestane aanvragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand is bereikt. Maar de Raad kan ook aangeven dat de informatievoorziening over toevoegingen of declaraties te wensen over laat. Ook de deken kan signalen uit zijn toezichtpraktijk aanreiken bij de Raad, bijvoorbeeld over een tekortschietende kantoororganisatie of over gedragingen van advocaten op grond waarvan de inschrijving van die advocaat bij de Raad zou kunnen worden geschrapt.
In zulke gevallen informeren de Raad en de lokale deken van het arrondissement waar de betreffende advocaat werkzaam is elkaar. De deken onderzoekt vervolgens de zaak vanuit zijn toezichtstaak en informeert de Raad voor Rechtsbijstand over de stappen die hij onderneemt naar aanleiding van de verkregen informatie.