De function creep van NWO

Delen:

NWO was ooit een vrij kleine organisatie waar je als onderzoeker wat extra geld kon krijgen voor fundamenteel onderzoek. Dat kon je dan uitgeven aan een promovendus of een postdoc, of misschien gebruiken voor een verblijf in het buitenland.

Dat is tegenwoordig heel anders. Uit de reguliere middelen van de universiteiten (de eerste geldstroom) is steeds minder geld beschikbaar voor onderzoek. Het budget van NWO is juist groter geworden, met als gevolg dat nu een substantieel deel van het onderzoeksbudget verdeeld wordt door NWO. Wil je als onderzoeker nog promovendi of postdocs kunnen aanstellen, dan moet je wel aankloppen bij NWO.

NWO-middelen zijn dus niet meer een extraatje bovenop regulier onderzoek, maar zijn steeds meer een noodzakelijke voorwaarde voor dat reguliere onderzoek. Daarnaast zijn NWO-subsidies echter ook een kwaliteitsmaatstaf geworden voor individuele onderzoekers en onderzoeksgroepen. Het verwerven van die subsidies is tegenwoordig een belangrijk criterium bij aanstellingen in vaste dienst, of bij benoeming als hoofddocent of hoogleraar. Ook bij onderzoeksvisitaties wordt succes bij NWO gezien als een indicatie van de kwaliteit van de onderzoeksgroep.

De functie van NWO is daarmee in twee opzichten wezenlijk veranderd. Allereerst gaat het niet meer om de verdeling van een beetje geld voor heel bijzonder onderzoek, maar om heel veel geld voor wat vroeger gewoon goed onderzoek werd genoemd – voor onderzoek dat vroeger uit universitaire middelen kon worden gefinancierd. Natuurlijk noemen aanvragers, referenten en commissies dat goede onderzoek allemaal ‘excellent’, want anders krijgt men daarvoor geen subsidie. (En natuurlijk doe ik als hoogleraar ook braaf aan die excellentie-inflatie mee, want ook ik wil graag zo nu en dan eens promovendi en postdocs kunnen aanstellen.)

Ten tweede heeft NWO er een nieuwe functie bijgekregen, namelijk die van kwaliteitsbeoordeling van individuele onderzoekers en onderzoeksgroepen. Maar voor die functie was NWO helemaal niet bedoeld, en het is zeer de vraag of de subsidie-instrumenten daarvoor het juiste middel zijn. Allereerst al vanwege de kleine succespercentages (slechts 11 % van de Veni-aanvragen wordt gehonoreerd), waardoor het feit dat iemand wel of niet subsidie krijgt te sterk afhankelijk is van geluk en andere irrelevante aspecten. Maar ook omdat de kwaliteit bij NWO-aanvragen vooral gemeten wordt aan de hand van ‘objectieve’ maatstaven zoals het aantal publicaties in gerefereerde tijdschriften en het aantal citaties daarvan; criteria die in wetenschappen als rechtswetenschap en filosofie maar heel beperkt een indicatie kunnen zijn voor kwaliteit.

In de IT-discussie noemt men zoiets ‘function creep’. Een bepaald systeem wordt aanvankelijk ontworpen met het oog op een specifiek doel, maar geleidelijk komen er steeds meer functies bij. Het risico bestaat dan dat het oorspronkelijke doel helemaal op de achtergrond raakt, maar ook dat door die menging van doelen het systeem verre van optimaal gaat functioneren.

Ook bij NWO is er dus sprake van function creep. Dat werd treffend geïllustreerd in de discussie die ik in het Nederlands Juristenblad heb proberen aan te zwengelen over de effectiviteit van subsidies voor promovendi. Mijn conclusie was dat de overhead van de NWO-selectieprocedure zodanig hoog is dat het mogelijk hogere rendement als gevolg van de selectie niet opweegt tegen de kosten.[1] Kortom, in de huidige omstandigheden is NWO niet langer een efficiënt instrument om het schaarse geld voor promotieplaatsen te verdelen.

In het NJB van enkele weken geleden reageerde het bestuur van het NWO-gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen, waaronder de rechtswetenschap valt. Het merkwaardige is dat men niet ingaat op mijn hoofdstelling, namelijk dat het NWO-systeem geen efficiënt verdelingsmechanisme meer is. (Als jurist denk ik dan: als men niet eens probeert om mijn hoofdstelling te bestrijden, geeft men die blijkbaar toe.) Het verweer richt zich alleen op mogelijke additionele voordelen van het NWO-systeem, dus op secundaire doelen. Het gaat dan onder meer om het hier bovengenoemde punten dat NWO-toekenningen gebruikt kunnen worden voor een objectief oordeel over de kwaliteit van de wetenschappelijke staf.

Allereerst is het natuurlijk merkwaardig dat een bestuurlijk orgaan zich erbij lijkt neer te leggen dat het primaire doel niet gerealiseerd wordt en dat men dus zich als noodsprong dan maar beroept op additionele doelen. Maar zoals ik in mijn naschrift in het NJB ook heb betoogd: ook voor die secundaire doelen zijn promotiesubsidies in de huidige opzet nu juist een volstrekt ondeugdelijk middel. Die teleurstellende reactie laat zien dat het NWO-beleid rond verdeling van promotiesubsidies echt niet langer rationeel te rechtvaardigen is.

Voor alle duidelijkheid: NWO is een prachtige organisatie. Ik heb zelf een groot bedrag aan subsidies ontvangen, en inderdaad, die successen bij NWO hebben ook voor mij een gunstige invloed gehad op mijn reputatie als onderzoeker en op mijn academische loopbaan. Ik pleit ook niet voor afschaffing, maar slechts voor een weloverwogen aanpassing van het NWO-beleid. Het lijkt me noodzakelijk dat, nu de omvang en de functies van NWO zo ingrijpend zijn veranderd, men nagaat wanneer verdeling via NWO in het licht van de onvermijdelijke overheadkosten werkelijk een meerwaarde heeft. Vooral bij grotere subsidies zal dat het geval zijn, omdat voor grote projecten faculteiten doorgaans geen geld hebben. Maar soms zal de uitkomst van een dergelijke analyse ook zijn dat het geld (volgens het aloude subsidiariteitsbeginsel) beter kan worden verdeeld door mensen die dichter op het primaire proces zitten en die de kandidaten en aanvragers goed kennen.

Uit de reactie van het MaGW-bestuur blijkt dat men die discussie niet wil aangaan. Dat is natuurlijk jammer voor de wetenschappers die veel tijd kwijt zijn aan een inefficiënt beoordelingscircus en veel frustratie oplopen als een goed voorstel wordt afgewezen. Maar het is ook schadelijk voor NWO. Vertrouwen dat de procedures fair en efficiënt zijn, is wezenlijk voor de reputatie van NWO, én voor de bereidheid van wetenschappers om (meestal zonder vergoeding) mee te werken als reviewer en commissielid. Daarom was een meer inhoudelijk antwoord van het MaGW-bestuur op zijn plaats geweest. Een gemiste kans dus.



[1] Zie voor het artikel de methodologische verantwoording, de reactie van NWO en mijn naschrift: http://njblog.nl/2013/01/30/de-onzichtbare-kosten-van-controle-en-selectieprocedures/

Wibren van der BurgWibren van der Burg is hoogleraar rechtsfilosofie en rechtstheorie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het centrale thema van zijn onderzoek en onderwijs is de interactie tussen recht, ethiek en samenleving.

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven