Jaarlijks geef ik veel gastcollege’s en lezingen over het strafrecht en het vak van de strafpleiter. Dat doe ik met veel plezier juist ook aan niet-juristen. Het is aardig om te zien hoe vooroordelen flexibel zijn na een verhaal dat ook de andere kant toont. Misschien is het niet verrassend dat vooral tijdens sessies op de School voor de Journalistiek ook veel kritische vragen komen. Niet zo lang geleden vroeg een aankomende journalist mij of ik nog wel trots was op ons rechtssysteem.
Die vraag zette mij aan het denken. Kennelijk gaf mijn optreden aanleiding voor die vraag. Ik weet nog goed als student een heilig geloof gehad te hebben in ons strafrecht. Nu nadat ik bijna 15 jaar advocaat ben blijk ik veel kritischer te zijn. Soms roep ik zelfs, wanneer ik nuances even los laat, dat we op bepaalde punten een bananenrepubliek zijn. Ik zal niet hier al mijn opvattingen weergeven, maar 1 van de zaken waar ik me al jaren over opwind is dat zowel uit wetgeving als naar aanleiding het optreden van politici de stelling kan worden betrokken dat de scheiding der machten geweld wordt aangedaan.
Zo valt op dat een incident rond Saban B. voor de minister reden is de wet te willen wijzigen. Vorige week schreeuwde de 2e kamer weer om aandacht omdat het Amsterdamse hof Murat O. tijdelijk onder voorwaarden in vrijheid stelde. Murat was eerder door de rechtbank wegens vrouwenhandel veroordeeld. Daartegen was hij in beroep gegaan en tijdens die procedure vond de onderbreking van detentie plaats.
De leden van de 2e kamer vonden dit reden om weer eens moord en brand te schreeuwen. Kennelijk zijn bewindslieden hier nog gevoelig voor ook want diverse ministers lieten weten niet gelukkig te zijn met de beslissing van het hof.
Het is de laatste jaren aan de orde van de dag dat de wetgevende macht, de politici, geen enkele gene hebben om zich uit te laten over zaken die nog onder de rechter zijn. En de rechter? Die blijft, nee bleef, zo vaak stil. Advocaten kunnen wel hun mening over allerlei zaken geven, maar het zou zo goed zijn als ook rechters naar buiten treden.
De president van het Amsterdamse hof, L. Verheij, zag aanleiding de media tegemoet te treden. Niet alleen gaf hij een persconferentie, ook schoof hij aan bij NOVA.
In een magistratelijk optreden gaf hij in de 1e plaats aan dat Murat nog een verdachte was. De zaak is nog niet onherroepelijk. Verheij liet optekenen naar buiten te willen treden omdat de zaak in de media een eigen dynamiek leek te krijgen. Ook niet onbelangrijk was dat de rechter durfde te benoemen dat de minister van justitie over de zaak sprak zonder alle feiten te kennen.
Nadat ik wat gepeinsd had over de vraag van de student journalistiek of ik nog trots was op het strafrecht moest ik bekennen dat dat wel aanzienlijk minder was geworden. Daar waar ik 15 jaar geleden dacht dat landen om ons heen een voorbeeld aan ons zouden kunnen nemen geloof ik nu dat Nederland erg veel van andere (Europese) landen kan en moet leren. Er zijn natuurlijk ook nog wel positieve punten, begrijp me niet verkeerd, maar er zijn momenten dat ik me zelfs afvraag hoe leuk het maatschappelijke, strafrechtelijke klimaat in ons ooit zo tolerante land nu nog is. Het optreden van L. Verheij was voor mij nodig voor het vertrouwen in ons systeem. Als je de gebruikelijke terughoudendheid van rechters in de media kent valt deze raadsheer moedig te noemen. Als je de wijze van optreden bekijkt, qua inhoud en performance, mag je hopen dat dit een vervolg krijgt. Jaren geleden stond Verheij in Den Haag bekend als een rechter die weliswaar rechtvaardig, maar erg streng was. Ik wil daar maar mee zeggen dat er niet een softy aan het werk was bij NOVA die gelooft in pappen en nathouden. Het is mijn heilige geloof dat als de rechterlijke macht dit voorbeeld meer gaat volgen er bij het publiek en misschien zelfs ook wel bij de lezers van Juul Paradijs, meer begrip ontstaat van en voor het strafrecht. Op die manier zal er weer trots kunnen groeien voor het rechtssysteem.