De toelaatbaarheid van de parodie in het merkenrecht

Delen:

‘Adidasduur’, ‘Straatarmani’ en ‘Lacosteveel’. Dit is een kleine greep uit de teksten die werden afgedrukt op de T-shirts van Eindhoven Merkwaardig. Deze ludieke actie was het initiatief van de kledingbank Eindhoven om enerzijds geld in te zamelen voor de kledingbank en anderzijds de kloof tussen arm en rijk te verkleinen. De campagne is inmiddels afgelopen, maar het is zeker niet de eerste keer dat bekende merken op de hak worden genomen. In tegenstelling tot het auteursrecht kent het merkenrecht geen aparte regeling voor het parodiërend gebruik van een merk. De vraag die dan ook speelt is onder welke omstandigheden het gebruik van een merk in een parodie geoorloofd is?

Het exclusieve recht van de merkhouder

Het parodiërend gebruik van een merk zal in de regel voorbehouden zijn aan de merkhouder. Het is namelijk de merkhouder die op grond van zijn uitsluitend recht in bepaalde omstandigheden een derde kan verbieden zijn geregistreerde teken te gebruiken. Als merkhouder heb je dus een sterk recht in handen om je te verzetten tegen het gebruik van je merk door een ander. Dit betekent echter niet dat een merk nooit in een parodie zou kunnen verschijnen. Zo was het parodiërend gebruik van het bekende konijntje Nijntje, als geregistreerd beeldmerk, volgens het Gerechtshof Amsterdam geoorloofd. Dit had van doen met de vastgestelde humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiemotieven, de bewaarde afstand tot de merken en het ontbreken van verwarringsgevaar in de parodie.

De vrijheid van meningsuiting als verweer

Om te voorkomen dat een grappenmaker met zijn parodie zich schuldig maakt aan merkinbreuk, kan waarschijnlijk het beste een beroep worden gedaan op artikel 2.20 lid 2 sub d Benelux Verdrag Intellectuele Eigendom. De merkhouder kan namelijk het gebruik anders dan ter onderscheiding van waren of diensten verbieden, wanneer van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, tenzij die derde daarvoor een geldige reden heeft.

Een parodie kan een geldige reden vormen, als het onder de vrijheid van meningsuiting kan worden geschaard. Dat de vrijheid van meningsuiting een geldige reden kan vormen is al verschillende keren in de rechtspraak erkend. Het Benelux Gerechtshof oordeelde in Moët Hennessy/Cedric Art dat de artistieke vrijheid als onderdeel van de kunstvrijheid een geldige reden kan vormen. Ook kan het gebruik van een merk toegestaan om daarmee iets aan de kaak te stellen. Dit was het geval in de zaak Greenpeace/De Staat der Nederlanden, waarin het merk DENK VOORUIT uit de voorlichtingscampagne van de overheid door Greenpeace werd gebruikt om de gevaren van kernenergie onder de aandacht te brengen.

Afsluitende opmerkingen

Het parodiërend gebruik van een merk zal in de meeste gevallen dus niet geoorloofd zijn. De campagne van Eindhoven Merkwaardig wordt wellicht door de vingers van de betreffende merkhouders gezien vanwege de ideële boodschap die achter de campagne schuilgaat. Technisch gezien valt evenwel niet uit te sluiten dat de merkhouders zouden kunnen optreden tegen dit merkgebruik van Eindhoven Merkwaardig.

Zorg er dus voor dat je bewust ben van de risico’s die kleven aan het grappen en grollen over merken. Merkhouders staan lang niet altijd bekend om hun gevoel voor humor, wanneer hun merken het lijdend voorwerp van de grap zijn!

Dit bericht valt buiten de redactionele verantwoordelijkheid.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven