Goede(zondag)middag Literatuurvrienden!
‘Razend rotsblok mist de aarde op haar na‘, las ik donderdagavond op de wetenschapspagina van NRC: een planetoïde van 47 bij 21 meter scheerde maandag op een afstand van maar 72.000 kilometer – volgens NRC minder dan éénvijfde van de afstand aarde-maan, dus die ‘maar’ is niet misplaatst – met een snelheid van 8 km per seconde langs de aarde. In 1908, aldus NRC, sloeg een ongeveer even groot object neer in Siberië en verwoestte daar maar liefst 2.000 vierkante kilometer bos. Voor wie dat niets zegt – ik probeerde nog een omrekening naar het aantal voetbalvelden dat in een bos van die omvang past, maar faalde – doet Kamagurka’s tekening op de voorpagina wonderen: de van ogen, neus en mond voorziene planetoïde suist voorbij een verbijsterend kijkende aarde en slaakt zelf in een tekstballon de navolgende tot de verbeelding sprekende zucht van verlichting: ‘Goed nieuws voor de dinosaurussen!’
Het was dus ‘naadje’ maandag, we zijn in wezen net ontsnapt aan een zware kernramp, maar wie van ons wist dat? En wat zouden we hebben gedaan als we het wel hadden geweten? Kennelijk was er geen enkele aanleiding of althans geen aanleiding genoeg om ons vóór maandag al op de hoogte stellen van wat ons donderdag voorbij zou scheren. Zeer waarschijnlijk zou dat overigens weinig opschudding hebben veroorzaakt, vermoed ik. Maar hoe hadden we gereageerd indien ons was bericht dat het niet schering, maar inslag zou zijn? Is iemand daarop voorbereid? En hoe zich daarop voor te bereiden? Zou er een ‘run’ zijn ontstaan op het voedselnoodpakket dat de overheid ons aanraadt in huis te hebben, voor het geval dat? En zouden we überhaupt geholpen zijn door het arsenaal aan vindingen, van veelal technische aard, waarmee de mensheid zich wapent om zich te beschermen tegen de gevolgen van rampspoed, en, als het even kan, zich daardoor heen te slaan? Zoals we allen weten is een goed werkende telefoon, zeker in tijden van nood, een godsgeschenk, maar helaas juist dan lijkt de kans van niet functioneren het grootst, zeker als de telefoon een mobiel is. De kans van overleven door terug te grijpen op een klassieke telefoon met draaischijf, lijkt overigens niet veel beter, want wie te bellen vanuit een hermetisch afgesloten schuilkelder als buiten vermoedelijk alles en iedereen verwoest is?
In het knappe korte verhaal ‘Der Kluge baut vor?’ – hetgeen zoveel betekent als ‘Een slimmerik is op het ergste voorbereid‘, waarachter echter niet het essentiële vraagteken mag ontbreken – van Jura Soyfer (1912-1936), opgenomen in de door Aloïs Brandstetter in 1987 bij Deutscher Taschenbuch Verlag uitgegeven verhalenbundel ‘Österreichische Erzählungen des 20. Jahrhunderts‘, wordt bijtend satirisch duidelijk de zinloosheid en idiotie onder woorden gebracht van de verwoestingen die de mensheid door oorlogen onder zich zelf aanricht en van het menselijk streven om aan de nefaste gevolgen daarvan te ontsnappen met technische hulpmiddelen, zoals gasmaskers, beschermende kleding, van alle ‘gemakken’ voorziene schuilkelders etcetera, ja zelfs met slimme wetgeving, zoals aanstonds zal blijken.
‘Der Kluge‘ huist in het verhaal van Soyfer in het Wenen van de Eerste Wereldoorlog – tot mijn spijt is in de verhalenbundel niet vermeld wanneer het verhaal geschreven is – waar net zoals overal in de wereld veel is veranderd ‘seit der Vorkriegszeit‘. Denk slechts aan de vele ‘modernen Geschäftsportale in der Kärntnerstraße!’ Bijvoorbeeld ‘die Auslage des Parfümgeschäftes >>Guerlain<<, wo sich in zarten Flakons alle Wohlgerüche der Welt vereinigen!‘ Maar: ‘Wie weit ist doch eine Kultur, die so gut zu duften versteht, von den Schrecken des Krieges entfernt! Wie weit? Etwa zehn Schritte! Etwa zehn Schritte von jenen Parfümladen ist seit kurzem im Herzen von Wien ein Gasmaskengeschäft errichtet.‘ In de etalage van deze winkel kan de geïnteresseerde passant iedere dag om half acht ‘vermittels eines sehenswerten Puppenspielmechanismus gratis und zollfrei die Bombardierung der Stadt Salzburg‘ zien. Om de burger te waarschuwen, want op het spannendste moment (‘des Fliegerangriffes‘) daalt voor het schouwspel het doek neer met daarop de boodschap – U raadt het al – ‘Der Kluge baut vor!‘
En die slimmerik die goed voorbereid wil zijn, kan zich in de winkel iedere dag tussen acht en zes een gasmasker aanschaffen. Het assortiment van de winkel is breed: ‘Eine brauchbare Durchschnittsgasmaske kostet komplett 57 Schilling. Sie schützt vor sämtlichen militärischen Giftgasen; außer vor Senfgas, welches die Haut selbst zerfrißt; außer vor den staubförmigen Reizgasen, welche durch jeden Filter dringen und, an sich ungiftig, den Menschen zwingen, die Maske abzuwerfen; und außer vor jenen Gasen, welche bisher von den Armeen geheimgehalten werden konnten. Viel mehr als diese 57-Schilling-Maske könnte auch die allerbeste Spezialausführung nicht leisten. Wer ein übriges für sich tun will, kann noch einen Gummianzung kaufen, der zirka zwei Stunden lang dem obenerwähnten Senfgas Widerstand leistet. Aber das wäre – wenn der Ausdruck gestattet ist – schon übertriebene Vorsicht. Denn Senfgas schlägt sich in Tropfenform nieder und verdunstet so langsam, daß das betroffene Bevölkerungsgebiet auch für die angreifenden Truppen tagelang unbetretbar bleibt. Es ist also sozusagen derart tödlich, daß es dadurch an strategischem Wert verliert. Nur wer keinen anderen Zweck verfolgte, als einfach alle Lebendige auszurotten, würde einen Stadtteil mit Senfgas belegen. Für ein derartiges Vorgehen wäre der Ausdrück >>Barbarei<< ein sanftes Kompliment. Aber wer weiß? Ernstfall ist Ernstfall! In der Kärntnerstraße kann der Kluge für diese Eventualität vorbauen.‘
Maar het spreekwoord luidt niet voor niets een goede voorbereiding is het halve werk: met een gasmasker en beschermende kleding is de slimmerik er nog niet, want men moet niet alleen voorbereiden, maar ook ‘unterbauen’. Na de aanschaf van het gasmasker in het ‘irdische Geschäftslokal‘ daalt de slimmerik af onder de grond en wel twee verdiepingen: ‘Dort hat die Firma einen Mustergasschutzkeller eingerichtet’, die uiteraard hermetisch te vergrendelen is met dubbele deuren. ‘Diese Wunderstücke sind erstaunlich gut dressiert: Sie können vermittels sinnreich angebrachter Angeln sowohl nach links als auch nach rechts geöffnet werden. Für den Fall aber, daß die linke wie auch die rechte Seite durch Bombeneinschläge bereits verschüttet sein sollten, besitzen die Türen noch spezielle Hebel, und falls diese Hebel nicht verschüttet sind, läßt sich die ganze Tür mit einem Griff entfernen.‘
En dan in die kelder, wat de slimmerik daar allemaal wel niet tot zijn beschikking heeft, mijn hemel: ‘Lauter reichsdeutsche Patente‘. Te veel om op te noemen: ‘zwei Luftgeneratoren: einen mit Handbetrieb und einen, der wie ein Fahrrad betätigt wird. Weiter einen Schrank voll Gasmasken und Konservenbüchsen; einen Feuerlöschapparat; ein spezielles, vorschriftsmäßiges Gasschutzkellerklosett mit Torfbehälter; Schaufeln zum Ausgraben bei Verschüttung; eine Lichtanlage, gespeist aus einem Reserveakkumulator, für den Fall, daß das E-Werk zerstört sein sollte; und für den Fall, daß der Reserve-akkumulator verschüttet wäre, zwei phosphoreszierende Tafeln, die grünlich im Finstern schimmern. (…) Ja – fast hätten wir’s vergessen, auch ein Telefon ist da!’
Zodat men als het er echt op aan komt in een volledig verwoeste wereld nog een telefoongesprek te kunnen voeren: ‘Hallo! Ist dort die Steinzeit? Hier zwanzigstes Jahrhundert! Wir bitten um einige technische Ratschläge zur Wiederherstellung des Friedens! Wie? Ihr wundert euch, daß wir als Zeitalter der Technik…? Ja, aber liebe Freunde, wißt ihr denn nicht, daß unsere Technik andere Sorgen hat? Fast zur Hälfte ist sie damit beschäftigt, Mittel zur Zerstörung des Lebens zu entdecken; fast zur anderen Hälfte plagt sie sich ab, um die gerade ein bißchen Zeit, um neue Guerlain-Parfüms zu ersinnen. Aber um das menschliche Leben dauernd vor Gewalt zu sichern oder gar um es lebenswerter zu machen – nein, dazu haben wir unsere Gasschutzpatente nicht, liebe Freunde und Schicksalgenossen aus der Steinzeit!‘
Maar ja, het kan best zijn dat zoals de zaken er nu voor staan een goed gasmasker en dito schuilkelder honderd keer zo belangrijk zijn als alle principiële overwegingen: ‘Und für diesen Fall kann selstverständlich nicht einmal der Klügste auf eigene Faust vorbauen, sonder die nötigen Maßnahmen müssen gemeinsam und öffentlich organisiert werden. Diesem Zweck dient ja auch eigentlich das beschriebene Geschäft in der Kärntnerstraße, wo außer einem sehr reichen Grafen und einem halben Dutzend ebenso gutsituierter Interessenten bisher noch niemand eine Gasmaske wirklich gekauft hat. Das sehenswerte Lokal soll vornehmlich der Propaganda des Luftschutzgedankens dienen, soll mithelfen, die Bevölkerung auf das kommende Luftschutzgesetz vorzubereiten. Ein solches Gesetz wird wahrscheinlich die Österreicher von einer gewissen Einkommensgrenze an zum Kauf einer Gasmaske verpflichten und wird den Bau einer genügenden Anzahl von Luftschutzkellern vorsehen. Hoffentlich wird die Einkommensgrenze hoch genug gesetzt sein! Hoffentlich werden die Österreicher unter diese Einkommensgrenze im Ernstfall nicht zugrunde gehen müssen, hoffentlich werden under dieser Grenze Gasmasken gratis verteilt werden! Und hoffentlich wird das Gesetz dafür sorgen, daß der Luftschutz nicht in erster Linie dem geschäftlichen Interesse von Privatpersonen dient, sondern der relativ größten Sicherheit aller Östereicher.‘
Der Kluge baut vor?
BANNING N.V.
Gino van Roeyen
