Het lijkt er op dat het voorstel dat de Algemene Raad van de Advocatenorde heeft gedaan om het verschoningsrecht te redden, op brede steun binnen de Orde zelf kan rekenen. Ook een eerste overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie vorige week leek goed te verlopen.
De Orde stelde eind december voor om voortaan (als daartoe aanleiding is) een team van financieel specialisten – onder leiding van de dekens – inzage te geven in cliëntendossiers van advocaten. Dit in een laatste poging een (wettelijke) inperking van het verschoningsrecht te voorkomen.
In eerste instantie wilde het ministerie het Bureau Financieel Toezicht (BFT) inzage geven in dossiers van advocaten om de naleving van de meldingsplicht van advocaten van ongebruikelijke transacties te kunnen controleren. De Orde wil voorkomen dat derden advocatenkantoren kunnen doorspitten en kwam daarom met een pakket aan maatregelen voor een beter toezicht dat niet leidt tot aantasting van het beroepsgeheim en de verschoningsverplichting van advocaten. In de visie van de Orde staat onder meer dat de lokale dekens steekproefsgewijs advocatendossiers moeten doorzoeken. Jaarlijks moet tien procent van alle kantoren worden doorgelicht. Daarnaast stelt de Orde voor dat de lokale dekens (met ondersteuning van financieel specialisten) toezicht in het kader van de WWFT op advocaten moeten houden.
Jan Loorbach, algemeen deken van de Orde, zegt dat de meldingsplicht rust op ‘gewone’ advocaten die dus ook met ‘gewone’ advocatencompetenties en dus zonder bijzondere expertise moeten beoordelen of sprake is van ongebruikelijkheid van een transactie. “Dat betekent dat toezichthoudende dekens in beginsel met diezelfde gewone bekwaamheden hun onderzoek kunnen doen. Pas in bijzondere gevallen zal de expertise van de bijzondere hulppersonen nodig zijn.” Volgens Loorbach zal dat het geval kunnen zijn als de dekens bij hun routineonderzoeken op vragen stuiten, maar waarschijnlijker is het dat de bijzondere expertise pas nodig blijkt wanneer na de melding van een ongebruikelijke transactie er door het BFT vanuit het meldingspunt opvolging wordt gegeven in de vorm van een bij de deken gedoneerde concrete klacht of een verzoek tot een meer specifiek onderzoek. “Wij zien de nieuw toegevoegde mogelijkheid van ondersteuning door hulppersonen wel als een wezenlijke uitbreiding van het toezichtinstrumentarium van een deken, maar toch niet als ‘het grote nieuws'”, aldus de algemeen deken.
Unaniem
“Met dit voorstel doen we iets dat past binnen de eigen verantwoordelijkheid”, zegt deken Germ Kemper van Amsterdam. “We moeten wel echt zorgen voor boekhouddeskundigen die WWFT-achtige situaties goed kunnen onderkennen en daarop getraind zijn en die beter dan de gemiddelde deken weten waar naar gekeken moet worden.”
Dat het standpunt van de Orde door de hele Balie lijkt te worden onderschreven is uitzonderlijk. Althans dat vindt Marijn Dieleman (deken Middelburg). “Het gebeurt niet zo vaak dat alle advocaten het met elkaar eens zijn.” Doordat dekens aan dezelfde geheimhoudingsplicht zijn onderworpen als advocaten is een doorzoeking onder hun verantwoordelijkheid toelaatbaar. De specialisten zullen een afgeleid verschoningsrecht hebben. Dieleman: “Het verschoningsrecht wordt dus niet wezenlijk aangetast. Het blijft ‘binnenskamers’.”
Ook Peter Ingwersen, advocaat bij Pot Jonker Seunke en voorzitter van Netlaw, is positief: “Het belangrijkste is dat de verantwoordelijkheid bij de deken blijft. Dat spoort met het gedachtegoed van Docters van Leeuwen en ook met de commissie Huydecoper. Ik denk dat dit in de gegeven omstandigheden een verstandig idee is, waarbij principieel niet wordt afgeweken van het idee dat het beroepsgeheim een recht is dat in onze rechtsstaat verankerd is en dat in het belang van alle justitiabelen bestaat. Voor het handhaven van het beroepsgeheim is het noodzakelijk dat het blijft bij de beroepsgroep aan wie het verplicht c.q. toevertrouwd is.”.
In een recent bericht in het Financieel Dagblad zegt CDA-Kamerlid Coskun Çörüz dat volgens het plan van de Orde nog steeds eigen vlees wordt gekeurd alleen met een tussenschakel van financieel specialisten. “Daar word ik een beetje moe van”, zegt Loorbach zuchtend. “Door collegiaal toezicht keur je elkaars vlees en dat is juist kritisch en afstandelijk. Mensen die er belang bij hebben dat hun beroepsgroep in goed aanzicht staat, hebben juist een meer kritisch oog op collega’s dan buitenstaanders.”
De Middelburgse deken zegt dat er een voortdurende ontwikkeling gaande is om van buitenaf de advocatuur binnen te komen. “Dat is natuurlijk onbestaanbaar.” Ingwersen valt hem bij: “Moet je eens voorstellen dat artsen of geestelijken ineens hun beroepsgeheim opzij zouden moeten zetten. Dat is gewoon ondenkbaar.”
Steekproeven
De Utrechtse deken Huan Tan is te spreken over de uitbreiding van het dekanaal toezicht, maar heeft zo zijn twijfels over de steekproefaanpak: “Of ik dit een goede zaak vind, hangt af van de middelen die wij tot onze beschikking krijgen. Het is lastig om van de dekens te verwachten dat ze dossiers induiken, terwijl ze daartoe de middelen, tijd en kennis niet hebben. Daarnaast laat ik me graag voorlichten over de vraag of het doen van steekproeven de meest efficiënte en beste methodiek is.” Tan zet ook vraagtekens bij de door de Orde genoemde tien procent. “Dat klinkt fantastisch, maar ik weet niet of dat te veel of te weinig is. In Utrecht zou het gaan om 40 kantoren. Misschien dat het niet te doen is. Dat moet goed worden uitgezocht. Er kunnen niet zomaar getallen en methodieken worden genoemd zonder dat we de alternatieven kennen.”
In overleg
Op dinsdag 4 januari is er overleg geweest tussen de Orde en de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Financiën en het BFT. Jan Loorbach spreekt van een goed en open gesprek met veel belangstelling voor het voorstel. “Ze vonden onze visie helder en goed gedocumenteerd. Tijdens het gesprek hebben we een aantal punten toegelicht. Dat was opnieuw goed voor het begrip van hoe wij blijven verdedigen dat het systeem van dekanaal toezicht, ook als het gaat om naleving van de WWFT, voldoende moet zijn met alles wat wij op dit moment los van de WWFT doen aan de kwaliteit van het toezicht. Zo zijn we in hoog tempo bezig met het systeemtoezicht volgens het rapport Docters van Leeuwen en volgen we de nieuwe gerechtelijke kaart waardoor het aantal dekens vermindert dat mede leidt tot verbetering van kwaliteit en gelijkheid van de organisatie van de lokale bureaus.”
De verwachting is dat de minister in de loop van januari in een brief aan de Kamer met een standpuntbepaling over de vorm van het advocatentoezicht in het kader van de WWFT zal komen.
Wat als de minister niet met het idee van de Orde akkoord gaat? “Ik ben benieuwd wat er dan gebeurt. Wij zien in ieder geval geen andere mogelijkheden meer om de minister tegemoet te kunnen komen”, aldus Kemper. Ingwersen sluit zich hierbij aan: “In de advocatuur valt over heel veel te praten, maar hierover niet. Ik hoop van harte dat de politiek hierover gaat nadenken in het belang van de rechtsstaat. We moeten oppassen dat Nederland geen buitenbeentje wordt.”
Ybo Buruma (hoogleraar straf(proces)recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen) adviseerde de Orde over dit onderwerp en wees op de strijdigheid van (eventuele) wetgeving die het verschoningsrecht doorbreekt met verdragen en de mogelijkheid om daar in Straatsburg iets aan te doen. Ook Floris Bannier (advocaat bij NautaDutilh en hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam) adviseerde de Orde en vertelt dat bij weigering door de minister getracht zal worden een zaak te creëren die bij het Hof in Straatsburg aanhangig gemaakt kan worden. Bannier: “Ik denk dat we weinig andere mogelijkheden hebben.”