Journalisten mogen dan een kritische blik hebben, zelf kritiek ontvangen vinden ze lastig, weet ook Egbert Myjer. Toch waagde de oud-rechter van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich er aan om journalisten te wijzen op hun verantwoordelijkheden tijdens zijn persvrijheidslezing op de internationale Dag van de Persvrijheid afgelopen vrijdag in de Rode Hoed.
Naast de lezing was er gedurende de dag vooral aandacht voor het gebrek aan vrijheid voor journalisten in de rest van de wereld. “Sinds we zijn begonnen met meten zijn de cijfers nog nooit zo slecht zijn geweest”, vertelde Leon Willems die verantwoordelijk is voor de Internationale Persvrijheidbarometer Freedom House 2012. Door de economische crisis is de persvrijheid in Spanje, Griekenland en Italie afgelopen jaar verder onder druk komen te staan. Onafhankelijke kranten verdwijnen steeds meer en veel media in Zuid-Europa doen aan zelfcensuur. Toch ging de prijs van het Hans Verploeg Memorial Fund niet naar een journalist uit Zuid-Europa maar naar één uit het Oosten, namelijk naar Zhanna Litvina, oprichtster en voorzitter van de Belarusian Association of Journalists, de onafhankelijke vereniging van journalisten in Wit-Rusland. De prijs zal onder andere worden ingezet voor aanschaf van laptops en camera’s voor de nieuwe generatie journalisten.
Nieuwsgierigheidsbevrediging
“Wit-Rusland is helaas ook het enige land van Europa dat niet tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is toegelaten”, merkte Myjer aan het begin van zijn lezing op. Myjer maakte zelf acht jaar deel uit van het Hof in Straatsburg en hij heeft de arresten over de persvrijheid daarom van zeer dichtbij meegemaakt. Myjer vindt het opmerkelijk dat artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waar de persvrijheid op is gestoeld, het enige artikel is waar expliciet genoemd staat dat er aan het recht ook plichten en verantwoordelijkheden zijn verbonden. Maar wat zijn dan de eisen die het Hof aan de journalistiek stelt? Volgens Myjer neemt het Hof als uitgangspunt dat de pers als taak heeft informatie te verschaffen en standpunten te uiten die van algemeen belang zijn. De journalist is volgens het Hof een publieke waakhond. Myjer: “Pure roddelpersachtige nieuwsgierigheidsbevrediging deugt volgens het Hof niet.” De informatieverschaffing dient in plaats daarvan op een integere manier en accuraat te gebeuren en bovenal tot waarheidsgetrouwe informatie te leiden. Daarnaast heeft het Hof zich vooral uitgesproken over wat de journalist niet hoeft te doen. ”Als een journalist enge mensen interviewt, hoeft hij niet bij alles wat hij noteert te zeggen dat hij het met de stellingen van die mensen niet eens is”, aldus Myjer. Daarnaast hoeft de journalist de betrokkene niet op de hoogte te stellen wanneer hij een ernstige beschuldiging aan de kant van de betrokkene maakt.
Verplicht bij de beroepsvereniging
Opvallend genoeg heeft het Hof zich nog nog nooit uitgesproken over wat een journalist eigenlijk precies is. Maar dat komt simpelweg omdat dat nooit in het geding was bij de zaken die voor het Hof gebracht werden”, zegt Myjer. Hij vindt dat de beroepsgroep zelf eisen moet gaan stellen. De publieke waakhond moet aan de leidraad van de Raad van de Journalistiek gaan lopen.” Myjer verdedigt de stelling dat alle journalisten zich zouden moeten verenigen In een beroepsvereniging en zich ook aan collegiale toetsing zouden moeten onderwerpen. Rob Wijnberg, oud-hoofdredacteur van NRC-next en intiatiefnemer van De Correspondent, is het daar absoluut niet mee eens. Vanuit juridisch perspectief mag het handig zijn, principieel gezien is het bezwaarlijk.” Volgens Wijnberg is de vrijheid van meningsuiting en daarmee ook de persvrijheid een voorwaarde om tot een gezamenlijk waarheidsperceptie te komen. De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid zouden daarom absolute rechten zijn. Myjer zei het filosofische uitgangspunt van Wijnberg te begrijpen maar vindt dat je soms ook juridisch moet denken. “Wie bescherming van het Verdrag wil, moet ook de plichten dragen die voortvloeien uit het Verdrag.”
Roddelen
Ondanks dat er verschillende juristen in de zaal zaten kreeg Myjer weinig bijval. Volgens Gerard Schuijt, emeritus bijzonder hoogleraar mediarecht, zou het wel mooi zijn als de journalisten zich meer zouden verenigen maar zouden zij daartoe niet moeten worden gedwongen om in aanmerking te komen voor bescherming. “Er is namelijk ook nog zoiets als het recht van vereniging en vergadering en dit houdt ook in dat mensen het recht hebben zich niet te verenigen.” Daarnaast heeft het Europees Hof volgens Schuijt nooit in een uitspraak een lidmaatschap van de vereniging meegewogen in haar oordeel. Volgens Wijnberg is de eis van de waarheidsgetrouwheid van Myjer en het Hof ook veel te zwaar. “Zeker 85 procent van de journalistiek heeft weinig met feiten te maken en is niet meer dan roddelen.”
Voor wie de lezing van Egbert Myjer wil teruglezen, klik hier.