Ik had me zo voorgenomen even niet meer over hoofddoeken te schrijven. Filosofisch is er ook niet zoveel interessants aan, zoals de Canadese filosoof Joe Carens deze week tijdens een forum hier in Toronto opmerkte. Er zijn wat lastige gevallen waarover discussie mogelijk is, zoals de rechters en politieagentes met hoofddoek. Maar verder is het eigenlijk duidelijk dat in een democratische rechtsstaat ieder de ruimte moet hebben om kleding te dragen in overeenstemming met zijn of haar geloof. Kunnen we het eindelijk eens over iets wezenlijks hebben?
Maar nu schrijf ik er dus toch weer over. Bij datzelfde forum stelde een juriste namelijk dat in Canada de discussie over rechters met hoofddoeken een non-issue is. Dat verraste mij nogal, want is juist Canada niet de Sikhs zover tegemoet gekomen dat in het politie-uniform van de Mounties de beroemde Stetson mag worden vervangen door een tulband? Als er ergens serieus nagedacht wordt over een redelijke accommodatie van religieuze minderheden dan toch wel in Canada, zou je denken.
Het lag er echter niet aan dat men niet wilde. Voorlopig waren er in Canada gewoon nog geen kandidaten voor het rechtersambt die een hoofddoek dragen. In Canada geldt het Britse systeem dat je pas rechter wordt na een lange loopbaan als advocaat (of soms als law professor). En aan de top van de advocatenwereld zijn ook hier vrouwelijke moslimimmigranten voorlopig nog onvoldoende in zicht.
In Nederland en veel andere landen ligt dat anders. Daar kun je meteen na de rechtenopleiding doorstromen naar een opleiding voor rechter, dus al op vrij jonge leeftijd. Daarbij worden uit een groot aanbod van kandidaten de beste gekozen. Onder die goede net afgestudeerden zijn tegenwoordig ook moslima’s met een hoofddoek en dan zit je dus met de vraag of een rechter een hoofddoek mag dragen. Daardoor is er wel een discussie over rechters met hoofddoeken in landen als Nederland en Denemarken en voorlopig juist niet in landen met een sterk multicultureel beleid zoals Groot-Brittannië en Canada.
Er zit ook een andere kant aan dit verhaal en die zette mij aan het denken – en aan het schrijven. Door de manier waarop we in Nederland rechters selecteren, kunnen we dus sneller inspelen op de veranderende samenstelling van de bevolking. Daardoor zou er eerder dan in landen als Canada een zichtbare vertegenwoordiging van minderheden in de rechterlijke macht kunnen zijn (al is het dan gezien het huidige politieke klimaat voorlopig zonder hoofddoeken). Er zijn nog wel wat andere struikelblokken zoals de rechtbankcultuur, dus heel gemakkelijk is het nog niet – maar in principe zou het kunnen.
Dit voorbeeld laat nog eens zien dat de nationale vormgeving van politieke en juridische instellingen een grote invloed heeft op de kansen van minderheden. Een andere institutie waarin dat zichtbaar is, is de volksvertegenwoordiging. De meeste landen kennen een districtenstelsel. Wanneer minderheden niet geconcentreerd zijn in een bepaald district, maken hun leden minder kans om in het parlement gekozen te worden als de enige vertegenwoordiger van een district. Want kenmerkend voor minderheden is dat ze een beetje afwijken van het gemiddelde van de kiezers, en kiezers willen nu eenmaal vaak liever iemand die op hen lijkt. Daardoor is bijvoorbeeld in de VS pas vier jaar geleden de eerste moslim in het Huis van Afgevaardigden gekozen. In Nederland met zijn systeem van evenredige vertegenwoordiging zit al jaren een aantal moslims in de Tweede Kamer. Van dat voordeel van een lijstenstelsel profiteren trouwens ook andere minderheden. Ook homo’s en lesbiennes maken in de Nederlandse politiek meer kans dan in de VS – en niet alleen omdat Nederland progressiever is. In de VS zitten ook sinds de laatste verkiezingen (toen er weer eentje bij kwam) nog steeds maar vier homo’s en lesbiennes in het Huis van Afgevaardigden. En dat op een totaal van 512 afgevaardigden; in de Senaat zit er zelfs niet één.
Dus nee, eigenlijk heb ik het in deze column toch niet over hoofddoeken gehad, maar over een wezenlijker onderwerp: de mogelijkheden voor volwaardig meedoen van minderheden. De Nederlandse politieke en juridische instellingen bieden, vergeleken met het buitenland, daarvoor in principe goede mogelijkheden. In de politiek is de doorstroming al aardig gelukt; nu nog zorgen dat ook in de rechterlijke macht die kansen benut worden.
Wibren van der Burg is hoogleraar rechtsfilosofie en rechtstheorie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het centrale thema van zijn onderzoek en onderwijs is de interactie tussen recht, ethiek en samenleving.