Gemengde reacties op wetvoorstel beperking werkdruk HR

Delen:

Hoge_raad_gebouw_lange_voorhoutKwalitatieve eisen aan advocaten stellen is prima, maar de HR moet niet teveel armslag krijgen bij het bepalen of een zaak van belang is. Dat is in het kort de mening van een aantal betrokkenen die tegenover Mr. reageerden op het conceptwetsvoorstel met betrekking tot de versterking van de cassatierechtspraak dat vorige week verscheen.

Aanleiding voor het wetsvoorstel is de sterke groei in het aantal cassatiezaken en de twijfelachtige kwaliteit van veel van de beroepen. Demissionair minister Hirsch Ballin wil dat de HR zich concentreert op zijn kerntaken en stelt daarom twee maatregelen voor. Allereerst wordt voorgesteld om kwaliteitseisen te stellen aan – in eerste instantie civiele – cassatieadvocaten. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) moet dit bij verordening regelen. Die eisen zullen volgens het voorstel voor alle advocaten in Nederland gelden, daarmee komt het systeem dat in civiele zaken uitsluitend advocaten in het arrondissement Den Haag mogen procederen bij de HR, te vervallen. Ook wordt in het voorstel voor de HR de mogelijkheid gecreëerd om eerder in de procedure een cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren.

Kwaliteitseisen wenselijk

Dian Brouwer, voorzitter van de Vereniging Cassatieadvocaten in Strafzaken en advocaat bij CMS – Derks Star Busmann, vindt kwaliteitsbevordering noodzakelijk, maar wil niet zover gaan dat advocaten worden uitgesloten van toegang tot de Hoge Raad. “Er is een categorie advocaten die cassatie instelt, terwijl je bij voorbaat weet dat dit niets zal opleveren. Je ziet arresten voorbijkomen, waarbij je moet constateren dat de advocaat te weinig kennis en vaardigheden heeft om het cassatieberoep te behandelen. Daarmee schaadt de advocaat in ons perspectief de belangen van de cliënt. Daar leggen wij het accent: de cliënt wil en moet worden bijgestaan door een advocaat die zijn vak beheerst. Maar dat kan ook een advocaat zijn die weinig bij de Hoge Raad procedeert. Deze groep advocaten zou ten onrechte worden uitgesloten, als de kwaliteitsregels ook zouden inhouden dat een advocaat een minimaal aantal cassatiezaken per jaar moet halen.”

“Het lijkt mij alleen maar winst als de Orde regels opstelt ten aanzien van de kwaliteit van cassatieadvocaten”, aldus Ton Hol, hoogleraar rechtstheorie (Universiteit Utrecht) en directeur Montaigne Centrum voor Rechtspleging en Conflictoplossing. “De cassatieberoepen moeten kwalitatief worden verbeterd en versterkt. De advocaten moeten op de hoogte zijn van de procedures en goed in staat zijn middelen op te stellen, die juridisch inhoudelijk van een zodanig niveau zijn, dat ze kans van slagen hebben. Het gaat om het waarborgen van inhoudelijke en procedurele kwaliteit. Daarmee is de cliënt en de hele rechtsgang gediend.”

Soortgelijke geluiden bij Guido den Dekker, onderzoeker en docent internationaal recht aan de Universiteit Utrecht en m.i.v. 1 september (civiel) cassatieadvocaat: “Als je alleen maar specifiek gekwalificeerde en ervaren cassatieadvocaten hebt dan weet je dat je een goed stuk krijgt waaraan je een touw kunt vastknopen. En dat niet met hagel wordt geschoten – dus met allemaal loze klachten – maar dat echt fundamentele vragen aan de HR worden gesteld. Doordat het voor alle civiele advocaten mogelijk wordt cassatie in te stellen, is het niet onverstandig kwaliteitseisen te stellen zodat niet het risico bestaat dat vanuit heel Nederland advocaten kansloze zaken aan de HR zullen voorleggen.”

HR krijgt te veel vrijheid

Vraagtekens worden gesteld bij de mogelijkheid dat de HR onderscheid kan gaan maken tussen zin en onzin aan het begin van de procedure(‘selectie aan de poort’). Brouwer: “De zorg die ik persoonlijk daarbij heb, is dat de HR te veel vrijheid krijgt om niet eens naar een zaak te kijken. Nu gaat een verwerping van een weinig kansrijk cassatiemiddel via artikel 81 RO, maar dan heb je wel een inhoudelijk oordeel over je zaak. De HR hoeft volgens het voorstel zaken niet inhoudelijk te behandelen als ze van ‘te gering belang’ zijn. Dus als ze niet interessant zijn, worden ze niet behandeld. Maar wie bepaalt eigenlijk wat een gering belang is? Dit lijkt volledig aan de HR te worden overgelaten en dat vind ik bezwaarlijk. Alleen zaken die voor de rechtsontwikkeling van belang zijn, worden dan mogelijk interessant bevonden en alles wat gaat over individuele rechtsbescherming maakt dan niet uit. Daarmee versterk je de cassatierechtspraak niet, je vermindert het juist. De HR vraagt hier veel vertrouwen.”

Guido den Dekker heeft inmiddels al een reactie ingestuurd op het wetsvoorstel en uitte daarin ook zijn twijfels over het ‘te gering belang’: “Wat is dat dan precies? Het zou het belang van rechtsbescherming, rechtsontwikkeling en rechtseenheid kunnen zijn. Die laatste twee komen al uitdrukkelijk voor in artikel 81 RO dus het moet dan wel het belang van rechtsbescherming zijn waarop wordt gedoeld. Dat betekent dat je een soort toets krijgt waarbij de HR gaat bepalen of het belang van de rechtsbescherming van de belanghebbende dat met de zaak is gemoeid zodanig gering is dat zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Dat is nogal wat.” Den Dekker zet vraagtekens bij hoe dit ‘te gering belang’ ingevuld gaat worden. In de MvT wordt hier ook te weinig helderheid in verschaft volgens hem. Hoe evident ‘te gering’ moet het belang zijn wil de HR een zaak op die grond kunnen afdoen? “Ik vind dat de HR hier wel erg veel vrijheid krijgt”, aldus Den Dekker.

Hoogleraar Hol voorziet geen problemen: “De HR heeft onvoldoende tijd en ruimte om tijdig zich te wijden aan die zaken die ertoe doen. Daar moet ruimte voor worden gemaakt. De ervaring is dat vrij veel beroepen uiteindelijk sneuvelen. Er is een groot aantal beroepen die niet de aandacht van de HR verdienen, dan moet je de mogelijkheid hebben om daar eerder van af te kunnen. Daarmee gaan we naar een negatief selectiestelsel. Het lijkt nu wel eens of de HR als een derde beroepsinstantie wordt gebruikt en dat is niet de bedoeling. In Finland heeft men zelfs een verlofstelsel (een veel zwaarder systeem) ingevoerd voor de ‘Supreme Court’, die behandelt jaarlijks nog maar 150 zaken. Bij de selectie van de zaken worden een paar duizend zonder nadere motivering afgedaan. En kennelijk is er voldoende draagvlak voor het systeem, want het is intact gebleven. Geen zorgen vanuit de advocatuur. Volgens mij zal het nieuwe voorstel voor de HR daarom ook niet tot serieuze problemen leiden. Het is ook een kwestie van vertrouwen. Of een zaak ertoe doet, zal wel degelijk aan de hand van inhoud worden bepaald. Wat betreft het ‘te gering belang’ zie ik niet zo’n groot verschil met artikel 81 RO. Ook daarin worden geen scherpe criteria gegeven. Binnen de HR zal het wel de nodige discussies opleveren.”

Jan Wouter Alt, advocaat bij Alt Kam Boer Advocaten en bestuurslid van de Vereniging Civiele Cassatieadvocaten, vraagt zich af of de toevoeging ‘te gering belang’ niet overbodig is: “Voor zover mij bekend, wordt het ingediende cassatieberoep nu (ook) getoetst aan artikel 3:303 BW. Dat bepaalt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. Indien toepassing van dit artikel beperkt blijft tot zaken die toch niet tot vernietiging kunnen leiden of waarbij vernietiging uiteindelijk na verwijzing de betrokken partij toch geen gewonnen zaak zal opleveren, dan is de toevoeging in artikel 80a RO eerste lid ‘of van te gering belang zijn’ mijns inziens overbodig. Verder kan men ook denken aan een systeem dat niet alleen bij de poort de evident kansloze zaken eruit filtert, maar ook de evidente vernietigingen verkort casseert en terugverwijst.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven