Gesubsidieerde rechtsbijstand ook bij uitnodiging voor een politieverhoor

De Raad voor Rechtsbijstand mag niet te snel een aanvraag om een toevoeging voor het verlenen van rechtsbijstand afwijzen, als een verdachte niet is aangehouden maar per brief is uitgenodigd voor een politieverhoor. Dat oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak onlangs. Het gangbare beleid moet worden aangepast.

Delen:

Gesubsidieerde rechtsbijstand ook bij uitnodiging voor een politieverhoor - Mr. online
Foto: Depositphotos

In deze zaak werd een man per brief door de politie uitgenodigd om op het politiebureau te verschijnen. Daar zou hij worden gehoord als verdachte van faillissementsfraude – hij was bestuurder van een vennootschap die in faillissement is geraakt. De Raad voor Rechtsbijstand wijst de aanvraag om een toevoeging voor het verlenen van rechtsbijstand af: het gaat om een probleem waar hij geen advocaat voor nodig heeft, hij zou dit eigenlijk zelf wel moet kunnen oplossen. Daarbij verwijst de Raad naar artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De Raad handhaaft zijn besluit in bezwaar en in beroep oordeelt ook de rechtbank Amsterdam dat de aanvraag om toevoeging terecht is afgewezen.

Recht op verdediging

De man stapt naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij stelt dat het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand, dat een niet-aangehouden verdachte geen recht heeft op gesubsidieerde rechtsbijstand rondom het politieverhoor, in strijd is met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met Europese wetgeving en met (de ratio van) het algemene beginsel dat verdachten, ongeacht of hen hun vrijheid is ontnomen, toegang moeten kunnen hebben tot een advocaat zodat zij hun rechten van de verdediging daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Door dit beleid heeft deze man feitelijk geen toegang tot een advocaat – die kan hij niet betalen. Ook beschikt hij niet over voldoende kennis om juridische problemen rondom het politieverhoor tot een goed einde te brengen. Door zijn aanvraag om toevoeging af te wijzen, wordt zijn recht op verdediging aangetast.

Achterhaald

De Raad voor Rechtsbijstand en de rechtbank Amsterdam verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak uit 2013. Daarin oordeelde de Afdeling nog dat het toen geldende beleid van de Raad (een niet-aangehouden verdachte heeft geen recht op gesubsidieerde rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor) niet onredelijk is of in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Voor dit oordeel zocht de Afdeling toen aansluiting bij de Salduz-jurisprudentie van de Hoge Raad: de voor een aangehouden verdachte geformuleerde regel dat deze recht heeft op rechtsbijstand voorafgaand aan verhoor, geldt niet zonder meer voor een niet-aangehouden verdachte. Maar de Afdelingsuitspraak uit 2013 is achterhaald, stelt de Afdeling nu: ook de niet-aangehouden verdachte heeft inmiddels recht op rechtsbijstand voorafgaande aan en tijdens het politieverhoor (artikel 28d, eerste lid, Sv). De Afdeling haalt daarvoor arresten aan van de Hoge Raad uit 2018 en 2020. Overigens is de afwijzing van de toevoegingsaanvraag weer niet in strijd met twee Europese richtlijnen, dat onderdeel verliest de man.

Discretionaire bevoegdheid

De Raad voor Rechtsbijstand oefent bij de beslissing of iemand recht heeft op gesubsidieerde rechtsbijstand een discretionaire bevoegdheid uit. Dit is ingevuld in een werkinstructie, waarin expliciet is vermeld dat in een situatie zoals deze ‘in geen geval’ recht op gesubsidieerde rechtsbijstand bestaat. Dat blijkt volgens de Raad ook uit artikel 12 Wrb: rechtsbijstand wordt niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten. Maar dit beleid, aldus de Afdeling, waarin het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand per definitie wordt onthouden aan de niet-aangehouden verdachte die is uitgenodigd voor een politieverhoor, verhoudt zich niet goed met het discretionaire karakter van de in artikel 44, eerste lid, Wrb neergelegde bevoegdheid en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid van de Raad voor Rechtsbijstand. Van belang daarbij is, zo stelt de Afdeling, dat deze man verdacht is van een ernstige strafbaar feit waarvoor een ingrijpende sanctie (hier: voorlopige hechtenis) kan worden opgelegd. Voor hem staat er veel op het spel, gezien de vaak cruciale betekenis van het politieverhoor voor het verloop en de uitkomst van het strafproces. Opgeteld: de Raad voor Rechtsbijstand kan de afwijzing van de toevoegingsaanvraag niet motiveren met slechts een verwijzing naar artikel 12 Wrb en zijn beleid.

Nieuw besluit

De Afdeling vernietigt het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand. Deze moet binnen twaalf weken een nieuw besluit op bezwaar nemen. De Raad moet dan rekening houden met de ernst van het strafbaar feit waarvan deze man wordt verdacht, de complexiteit van die zaak, de ernst van de sanctie en alles wat de Afdeling in haar uitspraak heeft overwogen.

Lees hier de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (ECLI:NL:RVS:2023:3770).

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven