Het strafproces moet in tweeën worden geknipt

Delen:

Op 28 augustus 2010 verkondigden Thomas Rinne, medisch directeur van het Pieterbaan Centrum, en Ko Hummelen, psychiater bij De Boog in Warnsveld, in het dagblad Trouw dat het strafproces in tweeën moet worden geknipt. Eerst zou de schuldvraag moeten worden beantwoord. Als het antwoord op die vraag bevestigend is zou pas dienen te worden bekeken of gedragskundig onderzoek op zijn plaats is. De gedachte van de twee heren hier achter was dat minder verdachten dan zullen weigeren mee te werken aan rapportages van psychologen en psychiaters.

Met de voorgestelde wetswijziging ben ik het van ganzer harte eens. Niet met het idee dat daardoor meer verdachten wel met psychiaters en psychologen willen meewerken. Dat zal pas gebeuren als het tbs-stelsel op meerdere punten inhoudelijk verbeterd wordt. Hier is, ook recent, al vaker meer over gezegd. Dat zal ik niet hier opnieuw doen.

Thans is het gangbare praktijk dat in het begin van het strafproces, vaak vlak nadat iemand in voorarrest is genomen, de vraag aan de orde komt of iemand aan onderzoek van gedragswetenschappers moet meewerken. Een dergelijk onderzoek is zeer belastend. Het maakt een inbreuk op iemands privacy nu getracht wordt zijn hele ziel en zaligheid bloot te leggen. Bovendien is het niet zelden een uiterst confronterende aangelegenheid waarbij ook regelmatig oude wonden worden opengereten.

Mede tegen deze achtergrond vragen veel verdachten zich niet onlogisch af waarom zij zich aan dit soort onderzoeken moeten blootstellen als zij het hen verweten delict ontkennen. Recent stond ik een minderjarige verdachte bij die met klem een ernstig zedendelict ontkende. Hij wilde daarom niet met een psycholoog en psychiater praten. De deskundigen vonden, gelet op de ontkenning, niet goed te kunnen adviseren omtrent de vraag of een pij-maatregel op zijn plaats was. De rechtbank kwam vervolgens met een uitgebreid en zeldzaam tussenvonnis. Nadrukkelijk en gemotiveerd werd overwogen dat de feiten bewezen werden geacht. Met dat uitgangspunt werd nieuwe deskundigen opgedragen over de verdachte te rapporteren. Vervolgens werkte de verdachte wel mee met als resultaat een voor hem niet ongunstig rapport. Deze werkwijze is creatief, ook al zal het niet altijd effect kunnen hebben. De verdediging zal immers ook altijd vooruit moeten kijken naar de vraag wat het meewerken aan een rapport na een bewezenverklaring voor consequenties in een eventueel hoger beroep zal hebben. In dit geval was de motivering van de bewezenverklaring echter van die kwaliteit dat tot de conclusie werd gekomen dat de verdachte alleen maar te winnen kon hebben met wel meewerken.

Een ander punt is dat vrijwel altijd de vraag opkomt op hoe objectief een psycholoog of psychiater naar de onderzochte zal kunnen kijken na kennis te hebben genomen van het vermeende delict en het daaraan gekoppelde strafdossier. Staat die nog niet bewezenverklaarde achtergrond werkelijk los van de vraag of een verdachte een stoornis heeft (of liever gezegd had ten tijde van het vermeende delict) en of en zo ja welke behandeling op de verdachte moet worden losgelaten? De standaardoverwegingen in rapportages dat de adviezen alleen gelden voor zover het feit bewezen wordt geacht stellen de verdachten, maar ook advocaten niet gerust. Bij rechters lijkt deze praktijk echter zelden vragen op te roepen.

En over rechters gesproken; hoe is het andersom? Niet zo lang geleden betoogde de psychologe professor Corine De Ruiter tijdens een lezing dat het haast niet anders kan dan dat ook rechters zich door een gedragskundig rapport laten beïnvloeden bij de beantwoording van de schuldvraag. Hierbij verwees ze naar buitenlands wetenschappelijk onderzoek. En ja, ook hierover hebben verdachten en advocaten zorgen. De door Rinne en Hummelen uitgesproken gedachte dat er angst bestaat dat de rapportages direct zullen bijdragen aan het bewijs is wellicht niet erg op de voorgrond te plaatsen nu de Hoge Raad al eerder uitmaakte dat de inhoud van reclasseringsrapporten niet aan het bewijs mogen bijdragen. Volledige zekerheid hebben we ten aanzien van psychologische en psychiatrische rapporten echter nog niet. Bovendien zijn rechters ook maar mensen. We kunnen niet uitsluiten dat de rapporten in de hoofden van de rechters bijdragen aan de overtuiging. Ook niet als die adviezen buiten de bewijsmiddelen worden gelaten. In ieder geval bestaat bij veel verdachten die vrees en dat is niet onbegrijpelijk.

Naar mijn idee zou het derhalve beslist een verbetering zijn als er twee fases in het strafproces komen. Eerst dienen de vragen van artikel 348 sv, de bewijsvraag en de vragen of er bijvoorbeeld sprake is van noodweer of overmacht te worden beantwoord. Daarna pas de vraag ter zake de eventuele straf of maatregel. Als er in dat verband prijs wordt gesteld op gedragskundige rapportages zal dan de zaak moeten aangehouden om dit onderzoek te realiseren. Een nadeel hiervan zou kunnen zijn dat een en ander meer tijd kost, maar juist in zaken waar de mening van psychologen en psychiaters van belang wordt geacht staat er zoveel op het spel dat dat tijdsverloop ondergeschikt moet worden geacht aan een zorgvuldig en eerlijk proces. Aldus wordt in bepaalde gevallen voorkomen dat een verdachte onnodig aan belastende onderzoeken moet meewerken. Tevens wordt dan voorkomen dat de objectiviteit van gedragsdeskundigen en rechters onnodig in het geding wordt gebracht, althans dat bij verdachten op dat punt een niet onlogische vrees kan ontstaan.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven