Op het moment dat bepaalde vorderingen niet langer vatbaar zijn voor verpanding, betekent dit dat deze vorderingen niet meer meedoen bij de bepaling van de kredietwaardigheid van bedrijven. Dit leidt ertoe dat banken terughoudend zijn met het verstrekken van financiering.
Meer ruimte voor innovatie en groei
Het wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden dat is ingediend bij de Tweede Kamer heeft als doel het gebruik van cessie- en verpandingsverboden terug te dringen. Met dit wetsvoorstel zullen geldvorderingen op naam, die voortkomen uit de uitoefening van een beroep of bedrijf, niet langer onoverdraagbaar of onverpandbaar gemaakt kunnen worden. Ieder beding tussen schuldenaar en schuldeiser dat bepaalt dat dergelijke vorderingen niet overgedragen of verpand kunnen worden, is dan ook nietig.
De wetgever is van mening dat dit wetsvoorstel het kredietpotentieel van kredietnemers zal verruimen met naar schatting een extra kredietruimte van bijna 1 miljard euro voor alleen al het midden- en kleinbedrijf. Dit zal vervolgens weer leiden tot meer ruimte voor innovatie en groei. Ook zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat de verstoring van het level playing field hersteld wordt. Omringende landen, zoals Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben de werking van contractuele onoverdraagbaarheids- en niet-verpandingsbedingen immers al beperkt dan wel afgeschaft.
Uitzonderingen
Voor vier categorieën geldvorderingen zal dit wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden niet gelden. Partijen kunnen als gevolg hiervan deze geldvorderingen alsnog onderwerpen aan overdraagbaarheids- en verpandingsbeperkingen. Het gaat om de volgende geldvorderingen:
- geldvorderingen uit hoofde van een betaal- of spaarrekening;
- geldvorderingen uit hoofde van een krediet- of geldleningsovereenkomst, waarbij aan de kant van de kredietgever meerdere partijen betrokken zijn of zullen zijn; ook wel de syndicated loans genoemd;
- geldvorderingen van of op een clearinginstelling, centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een verrekeningsinstituut of een centrale bank;
- geldvorderingen die op grond van een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 34, derde lid, 35, vijfde lid, of 35a, vierde lid, Invorderingswet 1990 zullen worden betaald op een bankrekening die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies.
Naast voorstanders zijn er echter ook tegenstanders. Zo wordt er betoogd dat de macht van banken door dit wetsvoorstel te groot zal worden. Tijdens faillissement zal immers alle opbrengst naar de banken gaan en zullen overige schuldeisers met lege handen achterblijven. De vraag of dit wenselijk is laat ik achterwege. Het wetsvoorstel is momenteel in behandeling bij de Tweede Kamer. Het is dus nog even wachten wat er nu verder gaat gebeuren.