De kennis van de afgestudeerde jurist is slechts basaal en biedt onvoldoende voorbereiding op de opleiding tot advocaat die eveneens tekort schiet. Deze moet daarom veel zwaarder worden. In plaats van de intern gebruikte term stagiaire, zou er tijdens de drie jaar durende beroepsleiding van een advocaat ook naar buiten toe gesproken moeten worden over ‘advocaat-in-opleiding’.
Zo maar enkele opvattingen die de Nijmeegse rector magnificus Bas Kortmann gisteren ventileerde tijdens de afscheidsbijeenkomst van de scheidend algemeen deken van de Advocatenorde Willem Bekkers. Kortmann’s ideeën zijn echter niet zonder betekenis omdat hij juist op dit moment in opdracht van de Advocatenorde studeert op een betere vorming van de toekomstige advocaten. Hoewel het rapport van de commissie Kortmann pas tegen de zomer wordt verwacht, toonde Kortmann zich tijdens de bijeenkomst behoorlijk openhartig, geprikkeld dan wel geïnspireerd door de hartige taal die Bekkers uitsloeg in zijn afscheidsinterview in het laatst verschenen maartnummer van Mr.
Bekkers betitelde de rechtenstudie in Nederland als ‘flinterdun’ en als de simpelste academische studie die er is. Kortmann zei te hopen dat de nieuwe algemeen deken, Jan Loorbach, een wat minder uitgekristalliseerde mening zou hebben, omdat anders een advies in feite overbodig zou zijn. Kortmann beaamde overigens dat de juridische studie aan de universiteiten zijn begrenzingen kent. Hij citeerde in dit verband zijn leermeester Van der Grinten die altijd sprak over een opleiding met een ‘propedeutisch’ karakter. Kortmann: “Hij bedoelde daarmee dat de studie rechten in feite niet meer is dan een basisopleiding.” De gedachte dat de universiteiten zouden kunnen zorgen voor een verdieping en verbreding van de bestaande opleiding verwierp Kortmann als een idéfix: “Het is een feit dat afgestudeerden onvoldoende toegerust zijn voor de beroepspraktijk. Daarmee zullen we moeten leven. De minister ziet me aankomen met een pleidooi voor een verlenging van de studie met een jaar. Nee, dat is volstrekt onhaalbaar.”
Volgens Kortmann heeft een aantal ontwikkelingen gezorgd voor een verschraling van de studie: “De verslechterde kwaliteit van de instroom, de invoering van het BA/Master-systeem, de keuze voor toenemende specialisatie en de opkomst van de university colleges hebben gezorgd voor een bonte stoet van afgestudeerde juristen met een geheel verschillend niveau en een vaak ontbrekende kennis van en inzicht in de werking van het recht.”
Kortmann zet al zijn kaarten op een zwaardere selectie voor en tijdens de opleiding tot advocaat. Denkbaar is een ‘bar-exam’ zoals in de meeste Angelsaksische landen gebruikelijk is. De financiering daarvan wordt overgelaten aan de kandidaten zelf. Een tweede optie is om de vereisten voor het zogenoemd civiel effect meer te specificeren. Kortmann zegt te constateren dat deze nu wellicht te algemeen zijn. En tenslotte moet de opleiding veel zwaarder. Doel dient te zijn de opscholing van de basisjurist naar een volwaardig advocaat. Denkbaar is de invoering van een Major en Minor structuur die de mogelijkheid tot verbreding en verdieping geeft in specifieke rechtsgebieden. Kortmann: “Misschien moeten we eens hardop gaan nadenken over de vraag wat iemand tot een advocaat maakt, anders dan in staat zijn drie jaar de beroepsopleiding te volgen.”
Opvallend was dat Kortmann pleitte voor een vrij schoolse invulling van het curriculum. In dit verband verwees hij naar zijn ervaringen als voorzitter van de Grotius-opleiding. Kortmann: “De Grotius academie is een groot succes. Niet alleen omdat we goede docenten hebben, maar ook omdat de vrijblijvendheid de kop is ingedrukt. Er moet huiswerk worden gemaakt. Men moet zich voorbereiden,. Misschien niet sympathiek, maar wel effectief.”
Kortmann brak tenslotte een lans voor meer aandacht voor de rol van de patroon: “Telkens weer, in elk gesprek dat je voert met advocaten, blijkt dat een goede patroon een doorslaggevende rol speelt voor een succesvolle loopbaan als advocaat. De rol van de patroon moet daarom opnieuw tegen het licht worden gehouden, ge-herijkt als het ware, en een volwaardiger positie in de opleiding krijgen.”
De advocaat in opleiding lijkt Kortmann, analoog aan de medische wereld, niet zo’n gekke optie. “Je moet aan de cliënt duidelijk maken wie er tegenover je zit. Het is helemaal niet erg dat je een eerstejaars stagiair op een klant afstuurt, maar maak dat dan duidelijk aan die klant. Het gaat er om dat je de verwachtingen die je wekt waarmaakt.”
In de nastoot bleek dat er nogal wat vragen waren over de financiële gevolgen van een dergelijke zwaardere opleiding. De stagiaire draait minder declarabele uren, dus wie gaat dat betalen. Ook hierover moet Kortmann cs gaan adviseren. Uit de wandelgangen kwam naar voren dat het meest voor de hand liggend is dat er een omslagsysteem moet komen, dat echter wel resulteert in een hogere contributie aan de Orde.