In China waren er in 1979 acht law schools. In 1991, 64. In 2000, 300; en in 2012: 638! Zij hebben gezamenlijk momenteel 700.000 undergraduate studenten en 70.000 graduate studenten als instroom! Lang niet alle undergraduates gaan dus door voor een post graduate (master degree). Dat is begrijpelijk omdat voor juridische beroepen zoals rechter, aanklager en advocaat alleen een bachelor diploma verplicht is. Voor de toegang tot die drie beroepen is er sinds 2001 een geïntegreerd National Judicial Examination.
Dit examen duurt twee dagen en bestaat uit drie multiple choice onderdelen over de 15 verplichte vakgebieden en onderwerpen. Het vierde onderdeel is een essay over case analysis en legal writing. Het gemiddelde slaagpercentage is 18%. In 2011 en 2012 meldden zich 400.000 kandidaten voor het examen aan. Iedereen met een bachelor kan daar aan deelnemen. De reden daarvoor is dat daarmee ook juridische kennis wordt verspreid onder de Chinese bevolking. Veel andere werkgevers vragen studenten om het NJE certificate te overleggen. Dat verklaart verder de ‘ populariteit’ van dit examen.
Er is op het juridische onderwijs allerlei kritiek. Allereerst op het grote verschil in kwaliteit tussen de law schools. Verder is er een groot gat tussen afstuderen en het vinden van een baan. Na vele jaren van studie (b)lijkt het vinden van een baan bepaald niet eenvoudig en is er een grote werkloosheid onder jonge juristen, vooral degenen die niet van de topuniversiteiten komen.
De kwaliteit van het onderwijs en onderzoek is een issue, verklaarbaar door de snelle groei en de geslotenheid in het verleden. Ook wordt het opleggen van targets als een factor gezien. Zo werden er meer artikelen afgeleverd, zonder dat de kwaliteit ervan toenam. Of, om te voldoen aan citatiescores was er een universiteit die zijn medewerkers een bedrag per citatie van een van zijn stafleden betaalde. Een verder argument is de grote centrale controle door het Ministerie van Onderwijs. Zoals ik al vaak schreef, er is voor eigenlijk alles toestemming nodig, en er zijn vele regels en eisen. Dat lijkt wel een beetje op hoe het in Nederland gaat, al heeft bij ons de universiteit als grote regelaar van facultaire zaken die rol overgenomen.
Tegelijkertijd is er een grote behoefte aan topjuristen die op internationaal niveau zich kunnen meten met internationale juristen en experts.
Ontegenzeggelijk zijn er grote stappen gezet, maar zullen er nog veel meer moeten worden gezet in de kwaliteit van het Engels, onderzoeksvaardigheden, onderzoeksmethodologie, kritische analyse en kennis van internationaal recht, Europees recht en rechtsvergelijking. En denk ik, minder vriendjespolitiek en relaties.
En verder is er een dichotomie tussen het recht en de politiek. Is er rule of law, of rule by law? Kritiek is er onder wetenschappers op het verschil tussen de rule of law en moraliteit. Ik verklaar dat door de Chinese interpretatie van rule of law als louter legaliteitsbeginsel, zonder de connotatie van rechtvaardigheid, of fair play, of grondrechten en natural justice als corrctiemechanisme. En dat komt uiteraard door de heerschappij van de partij.
Een oplaaiende discussie is verder dat universitaire publicaties,proefschriften en andere, erg veel verwijzingen bevatten naar buitenlandse literatuur, rechtspraak en doctrine. Commentaar daarop is dan wel waarom er niet een eigen intern debat is waarbij minder wordt gesteund op het buitenland. Ik heb daarvoor twee verklaringen. De eerste is dat de groei van de juridische kennis en dogmatiek van zeer recente datum is, en dat er weinig is om op terug te vallen. Ook zijn er weinig gepubliceerde bronnen, bijvoorbeeld. In de tweede plaats is er op gebieden zoals privaatrecht en mededingingsrecht veel wetgeving gemaakt die sterk is geïnspireerd door buitenlandse, waaronder Europese, en ook Nederlandse wetgeving.
Dat geldt niet voor het constitutionele recht. Daarover is geloof ik ook veel minder vrije en open discussie. Kort geleden was er een stuk over constitutional governance, waarin een professor van een vooraanstaande universiteit met tal van argumenten de officiële partijleer leek weer te geven, namelijk dat de westerse notie van constitutionele staatsvorm, ineffectief en onjuist is. De argumenten die ze daarvoor gaf vond ik zeer betwistbaar. Haar betoog was vooral namelijk gebaseerd op Marx en Engels om de huidige stand van zaken in de VS en het VK bijvoorbeeld te beschrijven, met een tegenstelling van proletariaat en bourgeoisie. En dat leek mij wat gedateerd als argument. Maar daarover de discussie aangaan kan, maar niet te publiekelijk. En niet door een buitenlander. Hoewel mijn kritiek niet de Chinese visie betrof,maar louter de argumenten in een juridisch betoog, is het lastig die kritiek te ventileren,juist omdat het betoogde, hoewel het verhaal van een professor, toch de officiële partijlijn blijkt te zijn. Afin, tijdens het onderwijs mag het gelukkig wel!