Het aantal lokale dekens (en Ordes) moet worden beperkt. De schaalvergroting van de gerechtelijke kaart naar tien arrondissementen ligt daarbij als leidraad voor de hand. De deskundigheid en slagvaardigheid van het kleiner aantal dekens kan zo worden vergroot en tevens wordt een betere afspiegeling gerealiseerd naar het aantal advocaten dat zij vertegenwoordigen. Daarnaast moet opzet en werkwijze van het College van Afgevaardigden ingrijpend veranderen worden. Zo zou er zeker een halvering van het aantal leden moeten komen (nu ongeveer 100 leden). Niet langer zouden leden uitsluitend op grond van geografische overweging zitting hebben in het College. Ook vertegenwoordigers van specialisatieverenigingen en van de diverse soorten kantoren zouden in het College zitting moeten hebben.
Dit zijn enkele van de meest gehoorde geluiden in de gisteren gehouden hoorzitting van de commissie Huydecoper, die in opdracht van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) moet gaan adviseren over vernieuwing van de bestuurlijke democratie van en binnen de Advocatenorde.
Insprekers
De ‘insprekers’ op de hoorzitting vormden zeker geen afspiegeling van de gebruikelijke gezichten binnen de Orde. Binnen het College van Afgevaardigden zijn de kleinere kantoren namelijk fors oververtegenwoordigd. Opvallend was dat maar liefst elf van de 20 grootste kantoren insprekers hadden gestuurd. De dissidente advocatenclub BOA was niet aanwezig. Wel waren er vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, de Raden van Discipline, en zusterorganisaties zoals het Nivra (accountants), de KNB (Notarissen) en ook de vakbond voor de rechterlijke macht, de NVvR, mocht zijn zegje doen. Een vijftal dekens maakte van het spreekrecht gebruik. In de ochtend waren dat de dekens van Amsterdam en Den Bosch. Beiden gaven aan te kunnen leven met het terugbrengen van het aantal dekens. Henk van Dijk (Den Bosch): “Verdere professionalisering lijkt me een goede zaak. Ik ben een van de best betaalde dekens van het land, met een vergoeding van 120.000 euro. Maar ik besteed meer dan 1200 uur per jaar aan het dekanaat. Dat betekent dat ik nauwelijks meer aan mijn kantoor toekom. Omdat mijn uurtarief wel wat hoger is dan 100 euro, moet per saldo mijn kantoor er flink op toeleggen. Dat is geen gewenste situatie.” Van Dijk pleitte er voor om te komen tot een college van advies dat bestaat uit alle dekens en dat de AR gaat adviseren. Dekens zouden dan geen lid van het College meer kunnen uitmaken.
Draagvlak
Kemper (Amsterdam) ziet eigenlijk weinig toekomst voor het CvA anders dan eens per drie maanden het beleid van de Algemene Raad accorderen: “Het gaat ons toch niet lukken om het College een reële afspiegeling te laten zijn van de advocatuur. Je moet voor draagvlak zorgen. En om dat te bereiken moet de Algemene Raad versterkt worden met een aantal dekens. Mijn ideaal is dat de gemiddelde advocaat neuriënd zijn contributie overmaakt. In de wetenschap dat de Orde zijn werk goed doet.”
’s Middags waren de dekens van Leeuwarden, Rotterdam en Dordrecht aan de beurt. Hun inbreng mist in dit verslag omdat één of meer van hen had laten weten geen prijs op de aanwezigheid van de media te stellen.
Er waren twee sessies met (managing) partners van de grootste kantoren. Dat leverde niet zo heel veel nieuwe inzichten op, behalve misschien de inbreng van Mike Jansen (Baker) die zich afvroeg of de verschillende belangen binnen de Orde eigenlijk wel een lokale organisaties rechtvaardigden (en daarmee wellicht de gevoelens van een aantal van zijn collega’s van internationale kantoren verwoorden). “Het is wel een beetje een archaïsch gedoe met allemaal vriendjes die elkaar kennen.” Een standpunt dat opvallend genoeg later op de dag door hoogleraar advocatuur Floris Bannier werd omschreven: “De huidige organisatie van de Orde stamt uit een ver vervlogen verleden. Als we de Orde nu opnieuw zouden inrichten zouden we het volstrekt anders doen. Veel centralistischer, veel professioneler.”
Diversiteit
Naast de beperking van het aantal dekens werd gisteren ook gepleit voor een vermindering van de diversiteit binnen de verschillende lokale balies. De verscheidenheid aan regels en eisen, bijvoorbeeld als het gaat om opleiding en beëdiging zou moeten verdwijnen. In het kort komt het er op neer dat alles wat landelijk geregeld kan worden, dat dan ook moet.
Allerwege werd de roep tot grotere professionalisering gehoord. Zo zouden de tien lokale dekens fulltimers moeten worden en ook de bemensing van de Algemene Raad zou moeten worden opgewaardeerd. Hier en daar suggereerde een inspreker om het dekanaat naar minimaal vier jaar te verlengen, een suggestie die weer door anderen werd afgewezen, omdat daardoor een terugkeer in de eigen praktijk problematisch zou worden en het dekanaaat daarmee per definitie een eindpost zou worden voor de wat oudere ervaren advocaat.
Onder meer Kemper (Amsterdam) pleitte voor een opwaardering van de functie van de algemeen secretaris (landelijk) en adjunct secretaris (lokaal). Op die manier zou meer expertise en continuïteit bereikt kunnen worden.
Liefdewerkoudpapier
Ook veel aandacht voor de relatie tussen ‘regering’ (Algemene Raad) en ‘parlement’ (College van Afgevaardigden) van de Orde. Handhaving van de huidige situatie die zich kenmerkt door een oververtegenwoordiging van de provincie werd door vrijwel niemand onderschreven. Het hoge ‘liefdewerkoudpapier-gehalte’ van het werk binnen het College werd als probleem gesignaleerd. De informatieachterstand op de Algemene Raad, maar zeker ook de tekortschietende tijd voor Collegeleden zich goed voor te bereiden werden als probleempunten genoemd. Suggesties ter verbetering waren onder meer de instelling van een aantal commissies op specifieke onderwerpen, waardoor beter en inhoudelijker zou kunnen worden gereageerd op voorstellen vanuit de AR.
Verrassend
Een opvallende inbreng kwam van de vertegenwoordiger van het ministerie van Justitie, M.J.J. van den Honert, die vond dat alle lokale ordes als zelfstandige organisatie wel konden worden opgeheven: “Er moet één landelijke orde komen waar alle lokale ordes onder gaan vallen. Ook in zo’n model kan de lokale deken bepaalde bevoegdheden houden.” In dat verband trok Van den Honert de vergelijking met het Openbaar Ministerie, waarin ook binnen een hiërarchische organisatie de hoofdofficier eigenstandige bevoegdheden houdt.
Ook bekritiseerde Van den Honert het feit dat lokale dekens zoveel verschillende petten op hebben: bestuurder van de lokale Orde, lid van het College, toezichthouder op de lokale orde. Over de samenstelling van het CvA zei Van den Honert dat het een uitdaging voor de Orde was om de diversiteit in de achterban terug te laten komen in de samenstelling van dit college.
Democratisch
Nogal wat vraagtekens werden er door diverse insprekers gezet bij het democratisch gehalte van bijvoorbeeld het College. Wel een essentieel punt, want juist het College verleent de legitimiteit aan het functioneren van de Advocatenorde doordat het als regelgevend orgaan functioneert. Nogal wat insprekers refereerden aan het feit dat de verkiezingen van de leden van het College nogal een sfeer van ‘ons kent ons’ uitademen. Bij het College is, overigens net als bij de verkiezingen van de leden van de Raden van Toezicht, in de meeste gevallen geen sprake van een meervoudige kandidaatstelling. “Als iemand zijn vinger opsteekt, dan zijn we hartstikke blij”, zo omvatte iemand het samen.
Een terugkerende ‘metavraag’ waar veel van de insprekers mee leken te worstelen is voor wie het slecht functioneren van het CvA nu eigenlijk een probleem is. Het is een frustratie bij veel ‘insiders’ binnen de Orde dat deze, maar zeker het vertegenwoordigend orgaan, het College, bij de gemiddelde advocaat totaal niet leeft. Dat betekent dan ook dat een disfunctioneren van het College daarmee ook geen echt ‘hot issue’ is binnen de advocatuur. Of zoals iemand het verwoordde: “Zijn we nu bezig een probleem voor een oplossing te bedenken, of een oplossing voor een probleem.”