I know it when I see it
Maar liefst 28 jaar was Polak werkzaam binnen de muren van de Universiteit Leiden, met een klein uitstapje naar de Universiteit Tilburg van 1989 tot1992. Daarnaast is hij zeventien jaar advocaat geweest bij De Brauw Blackstone Westbroek. “Indien je het achter elkaar legt toch een complete loopbaan”, grapte hij. Polak vertelde vaak getwijfeld te hebben of hij het universiteitsbestuur tevreden kon stellen. “Hield ik me niet te veel bezig met pietluttige eenmansprojecten?” vroeg hij zich af. De twijfels hebben hem echter nooit de mond gesnoerd of ertoe aangezet binnen de gebaande paden te blijven. Zo schoof hij zijn aversie tegen ‘rankings’ van publicaties en juridische tijdschriften, ook tijdens zijn laatste college, niet onder stoelen of banken. Polak: “I know it when I see it is niet alleen de enige bruikbare maatstaf om een tweedeling aan te brengen tussen pornografisch en niet pornografisch beeldmateriaal, maar ook het juiste criterium om in de rechtsgeleerdheid het kaf van het koren te scheiden.”
Een trukendoos
Volgens Polak is international privaatrecht(IPR) door zijn talloze mogelijkheden “niet altijd gericht op rechtvaardigheid met de hoofdletter R”. In plaats daarvan zouden we het IPR moeten zien als een trukendoos. En de advocaten als tovenaars die van die trukendoos gebruik kunnen maken. Bijvoorbeeld door de bevoegdheid van de rechter in Frage te stellen. Het is dan aan de rechters, door Polak de hogepriesters genoemd, om zich niet altijd te laten vangen door het gemanipuleerde beeld dat de advocaat opwerpt. Van de hogepriesters wordt volgens Polak eigenlijk iets bovenmenselijks gevraagd, namelijk: kennis van zowel het Nederlandse als het buitenlandse recht. Soms kunnen Europese richtlijnen nog wel een uitweg bieden voor de rechter maar “als het Europese Hof zwijgt of in mantra’s spreekt dan staat de hogepriester er alleen voor”. De hoogleraar IPR, de mandarijn, is volgens Polak, in tegenstelling tot de hogepriester, bevoorrecht “want hij mag gebruik maken van zijn creatieve geest”. Toch is het eenzame hoogte van de hogepriesters die Polak wenst op te zoeken.
Ambitie voor het buitengewone
Na het college volgden nog een paar korte toespraken. Volgens Alex-Geert Castermans, hoogleraar burgerlijk recht aan de Universiteit Leiden en goede vriend van Polak, is het de ambitie voor het buitengewone die Polak nu weer naar de civiele kamer van de Hoge Raad drijft. Rick Lawson, decaan van de Leidse rechtenfaculteit, roemde Polaks intelligentie en gezonde aversie tegen bestuurlijke dikdoenerij. Studente Dorine Verhey bedankte Polak voor zijn inzichtelijke colleges en bracht de door Polak ontworpen ‘Ars Aequi maatstaf’ in herinnering. Volgens deze maatstaf zou iedere uitingsvorm van rechtsdenken zo geschreven moeten zijn dat een bovenmodale masterstudent rechtsgeleerdheid ermee uit de voeten kan. Binnen zijn colleges is het Polak gelukt om deze maatstaf toe te passen. “Maar”, vroeg Verhey zich hardop af, “Zal het de vrije geest Polak ook lukken om de hogepriesters van de Hoge Raad aan zijn maatstaf te krijgen?”