De huidige 26 politiekorpsen verdwijnen en er komt één landelijk korps onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De landelijke organisatie van de politie leidt tot minder bureaucratie, grotere eenheid, meer professionaliteit, betere en snellere samenwerking tussen de verschillende onderdelen van de politie en meer politiemensen die bezig zijn met het uitvoerende politiewerk. Het doel is een veilige leefomgeving en een effectievere opsporing. Dat schreef minister Opstelten van Veiligheid en Justitie gister in een brief aan de Tweede Kamer waarin de hoofdlijnen van het wetsvoorstel tot invoering van een nationale politie worden weergegeven. De ministerraad heeft op voorstel van minister Opstelten ingestemd met verzending ter consultatie van het wetsvoorstel.
Minister Opstelten: “Ik stel de veiligheid en het vakmanschap van de politie voorop. Nederland moet veiliger worden voor de burger”. De minister wil onder meer dat de politie meer aanwezig is in de wijk. Wijkagenten brengen nu 65 procent van hun tijd in de wijk door, de minister wil dat percentage verhogen naar 80 procent. Ook wordt het aantal uren recherchewerk uitgebreid, het aangifteproces vereenvoudigd en de heterdaadkracht vergroot. De bureaucratie en overhead worden beide met 25 procent teruggedrongen.
Sterke lokale basis
De nationale politie heeft haar basis dicht bij de burger, dus in de wijk en in de gemeente. Daarom blijft het gezag over de politie op lokaal niveau. De burgemeester blijft de politie aansturen bij het handhaven van de openbare orde en hulpverlening in zijn gemeente. De officier van justitie blijft de politie aansturen bij de opsporing. Minister Opstelten wil met het wetsvoorstel de rol van de gemeenteraad bij het bepalen van doelen voor de politie versterken en de democratische controle van de politie op landelijk en lokaal niveau vergroten.
Eén korps
Er komt één landelijk politiekorps, onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De bestaande regiokorpsen, het Korps landelijke politie diensten, de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland en alle andere bovenregionale voorzieningen gaan op in dit ene korps, dat zal bestaan uit tien regionale eenheden en één of meer landelijke operationele eenheden zoals nu de Nationale Recherche. De tien regionale eenheden dragen zorg voor de uitvoerende politietaken in hun gebied. Zij doen dat als onderdeel van het landelijke korps. De grenzen van de regionale eenheden komen overeen met de voorgestelde grenzen van de arrondissementen (herziene gerechtelijke kaart). Daardoor zal de samenwerking in de justitiële keten worden vereenvoudigd.
Het beheer van de politie komt onder directe verantwoordelijkheid van één minister, de minister van Veiligheid en Justitie. Dit draagt bij aan de eenheid van de politie in beheer en aan het gemeenschappelijk functioneren, waardoor de politie flexibel en slagvaardiger kan inspelen op continu wijzigende veiligheidsproblemen. De ondersteunende bedrijfsvoeringstaken ICT, huisvesting, inkoop, personeel en organisatie en financieel beheer worden, waar dat doelmatigheidswinst oplevert, geconcentreerd in één dienstonderdeel. Die doelmatigheidwinst zal ten goede komen aan het werk op straat.
Eén korpschef
De leiding van het landelijke korps wordt opgedragen aan de korpschef, die daarmee ook het boegbeeld is van de nationale politie. De korpschef is de baas van de regionale en landelijke eenheden van het korps. De minister van Veiligheid en Justitie is de baas van de landelijke korpschef en stelt de kaders waarbinnen de korpschef zijn taken vervult.
Een nieuwe functionaris in het politiebestel is de regioburgemeester. De regioburgemeester is de burgemeester van de gemeente met het hoogste aantal inwoners in een van de 10 regionale eenheden. De regioburgemeester heeft een bijzondere rol bij het vaststellen van het regionale beleidsplan. Indien het de gezagsdragers (de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie) uit het gebied van een regionale eenheid niet lukt hierover overeenstemming te bereiken, stelt de regioburgemeester het beleidsplan vast.
Verdere procedure
Na de instemming van de ministerraad heeft minister Opstelten het wetsvoorstel gister ter consultatie verstuurd. Tegelijkertijd heeft hij een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin de hoofdlijnen van het wetsvoorstel worden weergegeven. Na deze consultatiefase zal het wetsvoorstel ter advisering aan de Raad van State worden aangeboden. Na dit advies van de Raad van State zal het wetsvoorstel worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Minister Opstelten streeft ernaar het wetsvoorstel vóór 1-1-2012 in werking te laten treden.