Niet zitten maar zwoegen

Delen:

Nacht in Arnhem. Twee homoseksuele mannen krijgen ruzie op straat met een groepje jongeren. Er ontstaat een vechtpartij waarbij een van de mannen zwaar wordt mishandeld. Wat is er precies gebeurd? Is er sprake van homogeweld? Hoe ga je om met de druk van de media? En wat doe je met de strafeis? Het woord is aan Carlo Dronkers, Officier van Justitie Jeugdzaken.

Niet voltooide ontwikkeling

‘Het jeugdstrafrecht houdt rekening met het begrip ‘niet voltooide ontwikkeling’. Dat betekent dat we naast het strafrechtelijke verhaal ook naar de ontwikkeling van de verdachte kijken. Je kunt zeggen dat kleine strafbare feiten een beetje bij de jeugdigheid van mensen horen. Bij het ontwikkelen, het grenzen verkennen, in opstand komen tegen het gezag. Er is een natuurlijk grensoverschrijdend gedrag. En soms is dat crimineel gedrag. Ons werk is om dat gedrag te bekijken en te beoordelen. Pleegt iemand een strafbaar feit omdat er echt iets met hem aan de hand is? Is zijn persoonlijkheid niet in orde? Zijn er thuis dingen aan de hand wat tot probleemgedrag leidt? Of was het een ondoordachte fout doordat hij niet uitontwikkeld is?’

‘Neem bijvoorbeeld iemand die geen zin heeft in zijn krantenwijk en zijn kranten in de fik steekt. Dan kun je zeggen: dat is opzettelijke brandstichting en dat is een heel ernstig delict. Maar je kunt ook zeggen: hij had gewoon een rotbui en we beoordelen het als vernieling. In die weging, in die waardering zit een wereld van verschil. Want vernieling wordt op een hele andere manier gezien dan brandstichting. In een strafblad blijft dat verschil zichtbaar. En dat kan een doorwerkend effect hebben naar opleidingen, stages, werk. Dat zijn dingen waar je als officier van Justitie constant alert op moet zijn. Daarin kun je voor een jongere het verschil maken.’

‘Op het moment dat je het gehele plaatje hebt, dan ligt een heel veld mogelijke afdoeningsmodaliteiten en trajecten voor je.’

Het hele plaatje boven water krijgen

‘Als officier moet je in jeugdzaken naar meer naar de context kijken, dat is onze expertise. Daarom probeer ik zo vroeg mogelijk, het liefst nog voor de aanhoudingsfase, een beeld van een jongere te krijgen. Dat doe ik samen met de politie. Op basis daarvan beslis ik of ik iemand laat aanhouden of laat ontbieden. En stel dat het een heterdaad is, dan neem ik direct contact op met de Raad van de Kinderbescherming om de sociale situatie van die jongere in kaart te brengen. Dan krijg ik in beeld in wat voor gezin hij opgroeit, hoe het gaat op school, met wat voor vrienden hij omgaat. En op het moment dat je het gehele plaatje hebt, dan ligt een heel veld mogelijke afdoeningsmodaliteiten en trajecten voor je. Dan is het scala waar je uit kunt kiezen simpel gezegd, van berispen tot vastzetten. Natuurlijk kijk je niet alleen naar de achtergrond van de verdachte, maar ook naar de impact op het slachtoffer. Daarnaast moet je nadenken of er maatschappelijke vergelding moet plaatsvinden. Dat moet je allemaal per casus bekijken.’

‘Als officier van justitie heb je een machtig en uniek middel tot je beschikking: je opportuniteit.’

De officier bepaalt het traject

‘Als officier van justitie heb je een machtig en uniek middel tot je beschikking: je opportuniteit. Dat betekent dat de officier een beslissing mag nemen die hij passend vindt bij een strafzaak. De officier bepaalt dus de richting van de afdoening. De officier bepaalt of en hoe een zaak naar de rechter gaat. We noemen het ook wel de poortwachtersfunctie voor de rechter. Uiteindelijk beslist de rechter, maar in het hele voortraject is de officier van justitie diegene die de richting bepaalt. In dit verband denk ik aan Adam Foss, een officier van justitie in Philadelphia. Hij zegt: “Op het moment dat ik een dossier in mijn handen heb, heb ik als het ware het leven van een jongere in mijn hand”. Dat klinkt misschien pathetisch, maar zo voel ik het wel. Bij hele lichte of juist hele zware feiten is dat niet zo ingewikkeld, maar het gaat juist om die 95% daartussen. Hoe ga je daar mee om?’

‘Het waren misschien geen lieverdjes, deze jongens, maar het was geen homogeweld.’

De zaak: vechtpartij met zware mishandeling

‘We hebben te maken met twee mannen die over de brug lopen, kennelijk homoseksuelen. Ze komen vier jongeren tegen die die nacht op stap zijn gegaan, en ja, ze krijgen ruzie. Er ontstaat een vechtpartij waarbij een van de mannen zwaar lichamelijk letsel oploopt. Een van de problemen in deze casus is, dat de slachtoffers heel nadrukkelijk de media hebben gekozen om dit als homogeweld te afficheren. Dat brengt een bepaalde dynamiek met zich mee. De jongeren werden al snel onterecht als ‘buitenlanders’ bestempeld, dus er kwamen allerlei sentimenten bij. Daar mag je je als officier niet door laten leiden. Onderzoek wees uit dat de zaak veel genuanceerder lag. Het waren misschien geen lieverdjes, deze jongens, maar het was geen homogeweld. Deze jongens waren de stad ingegaan om fietsen te jatten. Duidelijk werd dat het om een ordinaire vechtpartij ging. Ook een van de slachtoffers heeft zich wat dat betreft niet onbetuigd gelaten. Ik heb de zaak dan ook bewust niet als een discriminatiezaak ten laste gelegd. De jongens hebben de mannen wel uitgescholden naar hun geaardheid, wat een strafverzwarende factor is, maar dat heb ik mondeling toegelicht. Toen de zaak een jaar later op zitting kwam, was duidelijk dat de jongens enorm geschrokken zijn van de media aandacht en zich in de tussentijd keurig gedragen hadden. Uit het dossier bleek ook dat de jongens diezelfde avond erg ontdaan waren van het geweld dat is ontstaan. En hoewel je voor een geweldsdelict op straat zwaar bestraft kunt worden, hebben we – in collegiaal overleg – gekozen voor een werkstraf. Gezien het feit dat de verdachten relatief jong waren, heb ik gemeend dat jeugddetentie een onevenredig grote straf was. Daarnaast zijn de jongens ook al via de media berispt. Iedereen in hun directe omgeving wist om wie het ging. Dus ik vond dat wel genoeg straf. De rechtbank heeft mij in mijn visie gevolgd en heeft werkstraffen opgelegd die passen bij leeftijd en delict.’

Over Carlo Dronkers

Carlo Dronkers is coördinerend jeugd- en jongeren officier in Oost Nederland. Sinds 1993 werkt hij bij het Openbaar Ministerie. Eerder werkte hij als docent in het speciaal onderwijs. Jeugd is steeds een groot onderdeel geweest van zijn portefeuille. Dat is ook waar zijn sympathie naar uitgaat: ‘Van die jongens die altijd vooraan staan op het moment dat er een sirene door de straat buldert, of net te laat weg zijn op het moment dat de sirene voor hen komt’

Dit bericht valt buiten de redactionele verantwoordelijkheid.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven