De eerste Republikeinse senator is om. Rob Portman is nu ook voorstander van openstelling van het huwelijk voor homoparen. De reden voor zijn ommezwaai? Zijn zoon kwam twee jaar geleden uit de kast, en daardoor kon hij niet langer zijn afwijzende standpunt rond homoseksualiteit volhouden.
Een heel herkenbaar verhaal. Mensen herzien hun negatieve opvattingen vooral op het moment dat ze persoonlijk homoseksuelen en lesbiennes goed kennen (en hetzelfde geldt voor buitenlanders, joden, moslims, of noem maar op). Dan blijken al die vooroordelen niet houdbaar. De positieve gevoelens voor die éne concrete persoon botsen dan met vooroordelen en negatieve opvattingen, en de laatsten wijken dan meestal. Misschien dat mensen homoseksualiteit in eerste instantie nog niet volledig accepteren, maar in ieder geval leren ze het te tolereren.
Eén van de verklaringen waarom in Nederland de acceptatie van homoseksualiteit relatief snel ging, is dat we zo’n klein land zijn. Homo’s konden daardoor hun voorkeur en hun partners moeilijk verborgen houden voor familie en vrienden en waren wel genoodzaakt om openlijk voor hun homoseksualiteit uit te komen. En dus kende vrijwel iedereen in Nederland homo’s als familielid, buurman, vriend of collega. Homo’s bleken net zo aardig (of net zo vervelend) als hetero’s. Ook in kerkelijke kringen zagen we de afgelopen decennia dat verschijnsel: naarmate gemeenten meer openlijk homoseksuele of lesbische leden kenden, werd de houding positiever. Voor een deel werd dat effect natuurlijk tenietgedaan doordat homo’s intolerante gemeenten en parochies verlieten in ruil voor vriendelijker geloofsgemeenschappen. Maar hun familieleden en vrienden bleven meestal wél en zij droegen in niet onbelangrijke mate bij aan veranderingen in opvatting.
In de Verenigde Staten lijkt nu ook een omslagpunt bereikt waarin steeds meer homo’s uit de kast komen. Daardoor gaan steeds meer mensen, net als senator Portman, hun negatieve opvattingen over homoseksualiteit herzien. Intussen is zelfs al een meerderheid van de bevolking voor gelijke rechten voor homoparen – tien jaar geleden nog moeilijk voorstelbaar.
Terug naar Nederland: is daar na de openstelling van het huwelijk nu alles ideaal voor homo’s? Was het maar waar. Homo is een veelgebruikt scheldwoord op middelbare scholen. In sommige migrantenculturen is homoseksualiteit nog steeds een taboe, net als overigens in sommige reformatorische en evangelische groepen. En homo’s en lesbiennes worden nog steeds door anderen uit álle bevolkingsgroepen getreiterd en gepest. Maar los daarvan: voor iedere jongere is het ontdekken van een homoseksuele voorkeur en het daarvoor uit durven komen tegenover familie, vrienden, klasgenoten en collega’s vaak weer een lastig proces. Juist daarom is het goed dat scholen nu eindelijk verplicht worden aan dit thema aandacht te geven, om aan dat negatieve klimaat onder jongeren een tegenwicht te bieden.
Universiteiten
Maar hoe zit het dan op universiteiten – daar zal toch alles wel veel beter zijn? Op het eerste gezicht is er inderdaad daar weinig aan de hand. Openlijke beledigingen ben ik in ieder geval niet tegengekomen – afgezien dan van puberale teksten op toiletdeuren. Maar onder de oppervlakte is het beeld toch minder mooi dan vaak gedacht. Twee jaar geleden hadden wij een schrijfopdracht waarbij studenten een betoog moesten schrijven rond het Vaticaanse document waarin openstelling van het huwelijk scherp werd afgewezen (geschreven door de toenmalige kardinaal Ratzinger). Het was niet alleen verbazingwekkend hoeveel studenten het met het Vaticaan eens waren, maar het was vooral schokkend om te merken dat ze daarbij vaak vooroordelen spuiden en denigrerende termen gebruikten. Niet bepaald aangenaam voor de docent die de opdrachten moest nakijken – en die zelf homo was.
Toen ik vijf jaar geleden in Rotterdam begon als hoogleraar, waarschuwde een collega me dat ik beter niet tegenover studenten kon laten blijken dat ik homo was. We hebben in Rotterdam namelijk nogal wat studenten uit de Bible Belt, maar vooral ook veel studenten met een migrantenachtergrond, en in beide groepen leven soms bezwaren tegen homoseksualiteit. Natuurlijk heb ik die raad in de wind geslagen. Als hoogleraar heb je nu eenmaal ook in dit opzicht een voorbeeldfunctie. En dus verwijs ik soms terloops naar ‘mijn vriend’, of besteed ik aandacht aan discussies rond homoseksualiteit. Soms krijg ik daarover ook opmerkingen (positief én negatief) in de studentenevaluaties.
Een heel bijzonder commentaar kreeg ik een keer (het gebeurde overigens toen ik nog in Tilburg werkte) na een college over de Algemene wet gelijke behandeling. Daarin was ik ingegaan op een zaak die ik kort daarvoor namens een aantal homo-organisaties had aangespannen bij de Commissie Gelijke Behandeling – en gewonnen. Na afloop kwam een islamitische studente (met een hoofddoek om) speciaal naar mij toe en zei: “Professor, gefeliciteerd dat u gewonnen heeft.” Een verrassende reactie die me nog weer eens duidelijk maakte dat je nooit zomaar mensen in hokjes moet indelen.
Tolerantie en respect
Ik ben altijd wat ambivalent over tolerantie. Het klinkt misschien als een mooie karaktertrek voor degene die zich verdraagzaam opstelt, maar is het dat ook vanuit het perspectief van de getolereerde? Moet ik dankbaar zijn omdat anderen mij als homo tolereren? Tolerantie heeft als impliciete boodschap: OK, jij wijkt af van de norm en eigenlijk zou je je moeten aanpassen, maar gelukkig zijn wij zo tolerant om ruimte voor je te laten.
Tolerantie is daarom eigenlijk alleen een tussenoplossing. Het is geen volledige acceptatie en gelijkwaardigheid, het impliceert juist ongelijkheid. De machtige partij tolereert de minder machtige. Het zou vreemd klinken wanneer een homo zou zeggen dat hij hetero’s tolereert. Evenzo kunnen we soms tolerantie bepleiten tegenover moslims of migranten wanneer zij van de gangbare Nederlandse normen afwijken. Het omgekeerde komt minder voor, hoewel, het daar ook niet afwezig is: we verwachten van moslims bijvoorbeeld dat zij homo’s op zijn minst tolereren.
Eigenlijk is tolerantie daarom meestal niet waarop minderheden zitten te wachten. Het is dan ok niet vreemd dat respect tegenwoordig het nieuwe toverwoord is. Tolerantie kan misschien een stap vooruit zijn ten opzichte van onverdraagzaamheid, maar het is een tussenstap op weg naar gelijke rechten en volledig respect. Tolerantie moet dus altijd geplaatst worden in een perspectief van volledige acceptatie en gelijkwaardigheid.
Toch is tolerantie soms een noodzakelijke tussenoplossing om te kunnen leven met verschillen – als de verschillen te groot lijken. En ten aanzien van gedrag kan het wel degelijk een waardevolle deugd zijn: je ergert je aan afwijkend gedrag, maar besluit er toch niets van te zeggen omdat je ziet dat het voor anderen normaal is. Op een respectvolle manier omgaan met mensen die niet voldoen aan jouw normen is niet altijd gemakkelijk. Dat moet je leren in de harde praktijk van alledag. Je moet soms iets verdragen waar je je aan ergert. Misschien dat je op termijn het gedrag en de mensen die het gedrag vertonen ook volledig gaat accepteren, maar dat is in eerste instantie zeker niet te verwachten.
Die dynamiek van tolerantie naar respect kun je ook zien in de omgang met homoseksualiteit. En die dynamiek bestaat zowel voor samenlevingen als geheel als in de ontwikkeling van individuen. In de landen als Nederland of de Verenigde Staten begon het met pleidooien voor verdraagzaamheid, waardoor er in ieder geval enige ruimte kwam voor homo’s. Pas nadat homo’s daardoor steeds meer zichtbaar werden, werden ze geleidelijk volledig geaccepteerd en kon de discussie over gelijke rechten en openstelling van het huwelijk beginnen. Eenzelfde proces zie je vaak bij mensen die opgegroeid zijn met sterk negatieve opvattingen rond homoseksualiteit. Een eerste stap is tolerantie, een tweede – die in sommige gevallen overigens nooit gemaakt wordt – volledige acceptatie.
Het vervelende is dat zowel tolerantie als acceptatie van minderheden kwetsbare verworvenheden zijn. Iedere generatie moet ze opnieuw voor een samenleving bevechten. En iedere keer weer moeten we ook persoonlijk de pijnlijke confrontatie aangaan met mensen met vooroordelen en onvoldoende kennis. Juist daarom is het steeds weer nodig dat we daaraan ook in het onderwijs aandacht besteden, van de basisschool tot de universiteit. De idealen van verdraagzaamheid en respect zijn broodnodig – maar ze vergen voortdurend onderhoud. Van iedereen.
Wibren van der Burg is hoogleraar rechtsfilosofie en rechtstheorie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het centrale thema van zijn onderzoek en onderwijs is de interactie tussen recht, ethiek en samenleving.