Onderzoekers bepleiten professionele standaarden voor juridisch medewerkers Rechtspraak

Meer dan de helft van de in de Rechtspraak werkzame mensen is juridisch medewerker. Zij spelen daarmee een essentiële rol in de Nederlandse rechtspraktijk. Tegelijkertijd is over hun rechtspositie weinig geregeld en komt discussie daarover niet op gang. Tijd voor professionele standaarden, vinden onderzoekers Nina Holvast en Giel Stoepker.

Delen:

Depositphotos_326155330_S-a443d802
foto: Depositphotos

Dat schrijven de auteurs, die beiden onderzoek doen naar de positie van juridische medewerkers, in het nieuwste nummer van het Nederlands Juristenblad. Onverklaarbaar is die geringe aandacht volgens hen niet. Het is immers de rechter zélf die de staatsrechtelijke verantwoordelijkheid draagt voor de rechtspraak; diens medewerkers zijn ondergeschikt. De inhoudelijke invloed die de juridisch medewerker in praktijk heeft – bijvoorbeeld door met de rechter van dienst over een zaak te overleggen – kan spanning opleveren met de onafhankelijke positie van de rechter en maakt dat iedere discussie over de rol van de juridisch medewerker “per definitie gevoelig terrein is”, schrijven de auteurs.

Internationale aandacht

De rechtspositie van verschillende categorieën juridisch medewerkers is geregeld in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) en de Ambtenarenwet 2017. Daarin staan weliswaar eisen opgenomen (zo moet de eed of belofte worden afgelegd), maar de onafhankelijkheidswaarborgen vallen in het niet bij die voor rechters. Laatstgenoemden worden voor het leven benoemd; medewerkers krijgen juist veelal tijdelijke contracten.

Over de rol van juridisch medewerkers en de concrete uitvoering daarvan is in Nederland weinig vastgelegd, terwijl er in de afgelopen jaren op internationaal niveau toenemende aandacht voor is. Zo beveelt de Raad van Europa duidelijke regels aan. “Deze handschoen is door de nationale wetgever vooralsnog niet opgepakt”, stellen Holvast en Stoepker vast.

Handvatten

In hun empirische onderzoek troffen zij een “gevarieerde uitvoeringspraktijk” aan, waarbij de invulling van de samenwerking tussen rechter en juridisch medewerker sterk afhankelijk is van de “behoeften en wensen” over en weer.

De juridisch medewerker schrijft memo’s bij de zaken die op de rol komen, stelt tijdens de zitting het proces-verbaal op, zit bij het raadkameroverleg en schrijft conceptuitspraken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze taken, blijkt in de praktijk flink uiteen te lopen. Hoewel de auteurs er belang aan hechten dat rechter en medewerker de ruimte hebben om de wederzijdse behoeften af te stemmen, pleiten ze voor professionele standaarden om te grote variatie en onduidelijkheid te minimaliseren: “handvatten om de samenwerking vorm te geven zonder deze al te zeer te reguleren.”

Tijd voor discussie

De regels zouden ook een algemeen belang dienen, namelijk transparantie over de werkwijze van de Rechtspraak en kwaliteitswaarborgen. De auteurs wijzen in dit verband op de Toeslagenaffaire, waarin het belang is blootgelegd van aandacht voor interne werkprocessen.

Concreet denken de auteurs onder meer aan standaarden over eisen aan vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en onkreukbaarheid van de juridisch medewerker, diens rol in de verschillende procesfasen en de toelaatbaarheid van inhoudelijke advisering.

De genoemde aspecten vormen slechts een aanzet, benadrukken Holvast en Stoepker: het wordt nog een hele uitdaging om te komen tot breed gedragen formuleringen binnen de Rechtspraak. Maar juist daar is het hen uiteindelijk om te doen: “Hoog tijd dat de discussie over professionele standaarden voor juridisch medewerkers wordt gevoerd.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven