Verlies van gezag en groeiende concurrentie van private veiligheidszorg hebben ertoe bijgedragen dat de politie permanent op zoek lijkt te zijn naar haar identiteit. Volgens Jan Terpstra, hoogleraar criminologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, is de verwarring bij de politie het afgelopen decennium bovendien vergroot door de eis dat de politie zich zou moeten concentreren op haar kerntaken. Op vrijdag 26 februari houdt de hoogleraar zijn oratie.
Privatisering van politietaken en een beperking tot de ‘harde taak’ zijn tendenzen die volgens Terpstra geen recht doen aan de complexe maatschappelijke opdracht waarvoor de politie staat. “Het politiewerk is gebonden aan waarden en normen over goed en kwaad en moet die ook uitstralen.” Harde repressie moet volgens Terpstra juist worden voorkomen door preventieve oplossingen. Terpstra: “Je kunt de effectiviteit niet alleen afmeten aan prestaties op het gebied van criminaliteitsbestrijding. Een politie die slechts een schakel in de strafrechtsketen is, laat een belangrijke taak liggen. Die zal aan maatschappelijke inbedding verliezen, op grotere afstand van het publiek gaan functioneren, moeite hebben om informatie en maatschappelijke steun te krijgen en niet in staat zijn aan vragen naar ordeherstel en bescherming te voldoen.”
De hoogleraar noemt in zijn oratie vier belangrijke taken die het werk van de politie onderscheiden van private instellingen. Politie moet dwang toepassen bij het oplossen van problemen ook tegen de wil in van de betrokken burgers. Daarnaast moet ze maatschappelijke normen bevestigen en uitdragen en zelf terughoudend zijn in het formuleren van normen. Met een terughoudende instelling moet de politie brede probleemgerichtheid tonen. Eveneens zal zij betrokkenheid moeten tonen aan burgers en waar mogelijk met hen samenwerken. Vervult de politie deze taken niet dan bestaat volgens Terpstra het risico dat ze verzelfstandigen.