Ook op de eilanden van Caribisch Nederland – Bonaire, St. Eustatius en Saba – hebben we industrie. Hoewel de lokale economie voornamelijk draait op het toerisme hebben enkele grote bedrijven hun weg naar de mooie eilanden gevonden. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld olieopslag, zoutwinning en productie van elektriciteit en water. Deze industrie maakt gebruik van de strategische ligging van de eilanden en de natuurlijke kenmerken zoals diep water tot dicht bij de kust en het klimaat dat de winning van zout rendabel maakt.
Sinds 10-10-10 zijn deze eilanden elk een zogenaamd openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet, maar ze worden in de volksmond ook wel een “gemeente” van Nederland genoemd. Aanvankelijk werden deze nieuwe gemeentes gezamenlijk de BES-eilanden genoemd. Daarom is wetgeving vaak gelabeld als “BES-wetgeving”. Inmiddels spreekt de Rijksoverheid van Caribisch Nederland. Hoe dan ook heeft die nieuwe positie een enorme wetgevingsoperatie op gang gebracht waarbij de bestaande regels zijn omgezet om te passen in de nieuwe staatkundige verhoudingen.
Na drie jaar lijkt de volgende fase in dat proces te zijn ingezet. Vanuit Den Haag worden nu op diverse terreinen nieuwe wetten gemaakt die stukje bij beetje in Caribisch Nederland worden geïmplementeerd. Zo zijn bijvoorbeeld de Wet maritiem beheer BES en de Wet VROM BES (milieuregelgeving) geheel of gedeeltelijk ingevoerd en zit de Wet elektriciteit en water in de consultatiefase.
Als advocaat op de deze eilanden sta je midden in de maatschappij. Het blijkt een hele kunst om met oog voor lokale omstandigheden het recht op een goede manier toe te passen. Vooral als het gaat om wetten en regels die in Den Haag zijn bedacht en die hier toegepast zouden moeten worden.
Onze vastgoedadvocaten zijn betrokken bij diverse procedures over verleende vergunningen en adviseren over de aanvraag en verlening van vergunningen voor grote ondernemingen. Het kost soms veel moeite om het bevoegde (Nederlandse) gezag te overtuigen van het feit dat er verschillen zijn in lokale omstandigheden, maar ook in cultuur. Wetten die geïmplementeerd worden zonder hier rekening mee te houden, kunnen ongewenste situaties teweegbrengen.
Een concreet voorbeeld is de brandstofvoorziening die wordt aangeboden door een groot bedrijf. Dit bedrijf heeft als core business het opslaan van olieproducten, maar verleent al sinds jaar en dag een gratis service aan de lokale bevolking op een van de eilanden, zodat daar getankt kan worden. De brandstof wordt daarbij tegen een vast tarief aangeboden dat verre van kostendekkend is. Maar op deze manier wordt mogelijk gemaakt dat de auto’s op het kleine eiland kunnen rijden. Toen het bedrijf een nieuwe vergunning moest aanvragen door tussenkomst van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, stelde het bevoegd gezag zich plotseling op het standpunt dat het “tankstation” uiteraard aan vele regels moest voldoen. Op basis van Europese (!) richtlijnen werd daaraan een flinke paragraaf in de vergunning gewijd, met als gevolg dat omvangrijke investeringen nodig waren om de service aan de lokale bevolking te kunnen continueren. Het bedrijf ziet zich dan ook genoodzaakt het “tankstation” te sluiten. Dit kan gezien worden als een voorbeeld van een ongewenst effect van de verkeerde toepassing van regels waarvan de juridische grondslag nog valt te bezien.
Bij de Nederlandse wetgever leeft op milieurechtgebied het beeld van een dichtbevolkte Rotterdamse haven, met luchtkwaliteitissues en een hoge bevolkingsdichtheid. De achtergrondconcentraties van schadelijke stoffen zijn hier echter minimaal en de bevolkingsdichtheid is een stuk lager dan in Rotterdam. Toch wordt de lokale industrie op de drie eilanden daardoor geconfronteerd met een dik pak voorschriften bij vergunningen, die voor een groot deel hun doel voorbijschieten. Ze zorgen dan slechts voor gedwongen extra investeringen waardoor de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Het gevolg hiervan is dat ook de lokale economie direct geraakt dreigt te worden door verlies van arbeidsplaatsen en het afbouwen van de activiteiten. Het is (ook) de taak van een advocaat om dat te signaleren en onder de aandacht te brengen. Niet alleen tijdens procedures waarbij dit een invloed zal hebben op de uitleg van de wet, maar vooral ook in de adviesfase waarbij bedrijven geconfronteerd dreigen te worden met onrealistische voorschriften bij hun vergunningen.
Ook in het wetsvoorstel voor de Wet elektriciteit en water is de “knippen en plakken”-tendens vanuit Nederlandse regelgeving aanwezig. De eilanden worden daarin beschouwd als Nederlandse netwerken, terwijl duidelijk is dat de netwerken “stand-alone” zijn en geen koppeling hebben met andere netwerken, zodat vraag en aanbod in een kritisch evenwicht moeten zijn om storingen te voorkomen. Dat betekent ook dat ieder eiland zelfvoorzienend moet zijn en dat dus niet kan worden teruggevallen op overproductie van een buurland als de zon even niet schijnt of de wind even niet waait. Gelukkig stelt de wetgever deze wet open voor consultatie zodat lokale input kan bijdragen aan een passend wetgevingsproduct. Uiteraard nemen we daarin ook als Nederlands-Caribisch advocatenkantoor onze verantwoordelijkheid en hebben we een consultatiereactie ingediend.
Dit geeft het werk als advocaat in de tropen een extra dimensie. Niet alleen wordt juridische scherpte en inzicht verwacht, maar ook dien je stil te staan bij de mogelijkheden en beperkingen die de lokale omstandigheden en cultuur bieden.
Tom is een ervaren en gespecialiseerde vastgoed- en procesadvocaat en leidt de vestiging van VanEps Kunneman VanDoorne te Bonaire.