De Haagse voorzieningenrechter heeft vandaag beslist dat de Amsterdamse studente, die stage liep bij de Rechtbank Amsterdam, weer aan de slag mag. De Rechtbank Amsterdam had de stageovereenkomst op 12 februari 2014 opgezegd nadat aan het licht kwam dat de broer van de stagiaire is opgenomen in de Top-600-lijst met jeugdige Amsterdamse criminelen en dat er op die dag een strafzaak tegen de broer zou dienen.
Volgens de Amsterdamse Rechtbank had de stagiaire melding moeten maken van het criminele verleden van haar broer. Door dat niet te doen zou zij de kernwaarden integriteit en onpartijdigheid van de rechtbank schenden waardoor de stageovereenkomst niet kon voortduren.
De voorzieningenrechter constateert echter dat medewerkers van de rechtbank alleen verplicht zijn melding te maken van lopende rechtszaken waarbij zij zijn betrokken, en niet van zaken die in het verleden hebben plaatsgevonden. Daarom hoefde de stagiaire geen melding te maken van het criminele verleden van haar broer. De stagiaire wist niet dat haar broer was opgenomen in de Top-600 lijst en ook niet dat hij op 12 februari 2014 als verdachte in een strafzaak moest verschijnen. Hieruit volgt dat de Rechtbank Amsterdam de overeenkomst met de stagiaire niet had mogen beëindigen en dat zij haar stage mag vervolgen. Een dwangsom is volgens de voorzieningenrechter niet nodig omdat ervan uit mag worden gegaan dat er overeenkomstig het vonnis zal worden gehandeld. (bron: rechtspraak.nl)