Bart van Meegen, president van de Amsterdamse rechtbank, uitte zijn zorgen eerder al tijdens een installatiezitting van nieuwe rechters. Ook zijn Overijsselse ambtsgenoot Fred van der Winkel is er helemaal niet gerust op. Dat valt te lezen in een interview met hen beiden in het AD.
Zwakke positie
Volgens de presidenten loopt de onafhankelijke rechtspraak in Nederland gevaar. Dat ligt vooral aan de zwakke positie die de Raad voor de rechtspraak heeft. Onlangs waarschuwden wetenschappers Jonathan Soeharno, Niels Graaf, Jerfi Uzman, Wim Voermans en oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens daar ook al voor, evenals onderzoeker Assamaual Saidi Rabah.
Doordat de Raad onder het ministerie van Justitie valt heeft het kabinet zeggenschap over de financiering, bedrijfsvoering en personele invulling van de gerechten. Het is de minister die de leden van de Raad en de presidenten van de gerechten voor benoeming en ontslag voordraagt. Ook kan de minister dwingende aanwijzingen geven aan de Raad en gerechtsbesturen, ook over personeelsaangelegenheden. Daarnaast kan de minister besluiten van de Raad en (indirect) de gerechten vernietigen.
Te veel invloed
Dat afgelopen maand een motie van Kamerlid Ulysse Ellian (VVD) werd aangenomen deed de zorgen bij de rechterlijke macht nog verder groeien. Volgens de motie moet de Raad meer bevoegdheden krijgen op het terrein van financiën en bedrijfsvoering, ten koste van de gerechten. Als dat gebeurt krijgt de minister te veel invloed volgens rechters.
De scheiding van de machten is flinterdun, aldus Van der Winkel in het AD. Hij zegt dat zijn zorgen niet zijn ingegeven door het kabinet-Schoof, hij maakt zich al bezorgd sinds hij zag hoe snel het in Polen verkeerd ging toen daar een rechts-nationalistische regering aan de macht was. Ook in Nederland zou een kwaadwillende regering zonder al te veel moeite bestuurders kunnen benoemen, ‘kritische’ rechtbankpresidenten vervangen en vervolgens ‘lastige’ rechters eruit laten gooien.
Navelstreng
Volgens de rechtbankpresidenten wordt deze vrees breed gedeeld binnen de rechterlijke macht. Van Meegen vindt het belangrijk dat daarom snel uitvoering wordt gegeven aan een andere aangenomen motie (van Joost Sneller van D66): deze knipt de navelstreng door tussen minister en Raad voor de rechtspraak, door de rol van de minister bij de benoemingsprocedure voor leden van de Raad zo klein mogelijk te maken. Daarmee krijgen de Raad en de gerechten een sterkere positie als derde staatsmacht. “Dan kunnen we onafhankelijk aan de slag met de andere motie, om te kijken naar een grotere rol voor de Raad voor de rechtspraak. Ook kunnen we dan zelf onze bestuurders kiezen in plaats van dat de minister ze benoemt. Ongemak bij politici over onze uitspraken mag nooit leiden tot ingrijpen.”
Dictatuur
Volgens Van der Winkel krijg je als je de machten niet scheidt, uiteindelijk een dictatuur. “Een onafhankelijke rechtspraak is niet zomaar een leuke arbeidsvoorwaarde voor rechters. Het is van belang zodat burgers in vrijheid kunnen leven binnen de staat.” Wat hem betreft mag de positie van de rechterlijke organisatie ook best uitgebreider in de Grondwet worden verankerd. “Dat geeft geen garanties, maar geeft wel meer tijd als een verkeerde regering besluit om de Rechtspraak naar zich toe te trekken. Hopelijk net genoeg tot de daaropvolgende verkiezingen.”