Heeft u eigenlijk vertrouwen in de Nederlandse rechtspraak? Gelooft u bijvoorbeeld dat Nederlandse rechters aan de vele verwachtingen van de Europese Unie kunnen voldoen? Dat ze het Europees recht inderdaad als superieur aan het Nederlandse beschouwen? Of dat ze het nationale recht harmonieus interpreteren ten opzichte van het Europese recht waar het vanaf is geleid?
Als we de resultaten mogen geloven van het onderzoek van het HiiL dat door researcher Tobias Nowak op 29 september presenteerde, is er aanleiding tot zorgen. Bij deze bijeenkomst in het gebouw van de Raad voor de rechtspraak citeerde dr. Nowak uit een aantal interviews met Nederlandse en Duitse rechters.
Duitse rechter 1: “Het is veel moeilijker om Europese informatie over een bepaald probleem te vinden dan in het nationale recht. De afstand is veel groter.” Nederlandse rechter 2: “Ik heb alleen het idee een grote lijn van Europees recht te kennen.” Nederlandse rechter 5: “Wij zijn niet geneigd een Europese regel toe te passen wanneer die een Nederlandse regel tegenspreekt.”
Het publiek, dat deels uit rechters bestond, liet dit niet over zijn kant gaan. Nowak werd onderbroken met de vraag of deze citaten wel representatief waren. Het antwoord luidde bevestigend. De resultaten waren namelijk afgeleid van experts meetings, een online in te vullen vragenlijst en meer dan twintig face to face interviews met lagere rechters uit Nederland en Noordrijn-Westfalen. Onverstoorbaar ging de onderzoeker verder.
92 % van de ondervraagde rechters zegt van zichzelf goed geïnformeerd te zijn over het eigen nationale recht, terwijl maar 20 % van hen hetzelfde beweert over Europees recht. Slechts 57,2 % van de rechters zegt te weten hoe het nationale recht harmonieus te interpreteren. Bijna niemand stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU, omdat de procedure dan te veel vertraagd zou worden. Haast 80 % van de Duitse rechters heeft het afgelopen jaar geen EU course gevolgd. Een van hen heeft verklaard dat het hem te veel tijd en geld kost. “Ik heb thuis een hond, die ik niet alleen wil laten.”
En zo ging Nowak nog even door. Hij beval onder andere méér cursussen EU-recht aan. Na hem kwamen de Duitse rechter Joachim von Hellfeld en de Nederlandse rechter Roland de Moor aan het woord. Hun verhalen waren genuanceerd, maar bevestigden dat toepassing van EU-recht niet zonder problemen is.
Veel toehoorders leken gechoqueerd te zijn. Ik was dat zeker. Op de universiteit wordt er voortdurend aandacht besteed aan Europees recht… zijn lagere rechters er echt zo weinig in geïnteresseerd?
In de pauze sprak ik een van de geïnterviewde rechters, de Duitse Maria Pérez Belmonte. Zij liet weten totaal niet onder de indruk te zijn van het onderzoek. Ze hoopte dat het tweede deel van de bijeenkomst ‘minder saai’ zou worden. Vooral haar Duitse collega ontzag ze niet; zijn verhaal vond ze om in slaap te vallen.
Toen volgde de discussie met Nowak, zijn collega-onderzoekers prof. Fabian Amtenbrink (EUR) en prof. Marc Hertogh (RUG), de twee rechters die hadden gesproken en het publiek. Al gauw gaf gespreksleider prof. Marc Wissink (RUG) de regie volledig uit handen en ontaardde het geheel in kritiek van het publiek op het onderzoek. Prof. Arjen Meij wees onder andere op alle cursussen EU-recht die al bestaan. De voorgestelde discussiethema’s kwamen niet meer aan bod.
Raadsheer bij de Hoge Raad Marc Fierstra sprak zich het felste uit. Een rechter hoeft het Europese recht niet helemaal te kennen, vond hij. Het gaat om een voldoende kennis. Het onderzoek heeft niet de juiste vragen gesteld. De uitkomsten zijn ongeloofwaardig. “Een rechter die niet weet welke Europese ontwikkelingen op zijn rechtsgebied spelen, leest kennelijk nul vakbladen. Die past zijn vak niet toe!”
Ik hoop maar dat Fierstra gelijk heeft. Het boek met het onderzoek is pas over twee weken verkrijgbaar, maar de resultaten zijn deels online te raadplegen op http://www.slideshare.net/HiiL/national-judges-and-european-union-law-dr-tobias-nowak
Laura Burgers, student Rechten aan de Universiteit van Amsterdam