Eind augustus eiste het Openbaar Ministerie twaalf jaar cel tegen de Pakistaanse oud-cricketspeler Khalid Latif, die in 2018 een premie van ruim twintigduizend euro uitloofde aan degene die de Nederlandse politicus zou omleggen. Volgens het normale rooster zou Krans de Haagse rechtbank voorzitten en dat was in eerste instantie ook het plan, maar uiteindelijk werd toch een dienst geruild toen bleek dat Wilders van zijn spreekrecht gebruik zou maken.
‘Minder, minder’
Gevreesd werd dat de politicus deze kans niet onbenut zou laten om de rechterlijke onafhankelijkheid in twijfel te trekken. Krans maakte deel uit van de meervoudige kamer die Wilders in 2016 berechtte voor zijn ‘minder Marokkanen’-uitlating op een partijbijeenkomst in 2014. Het Kamerlid werd veroordeeld zonder strafoplegging, wat door de Hoge Raad in 2021 in stand zou worden gelaten.
Wilders reageerde in 2016 op het vonnis van de rechtbank door te spreken van ‘D66-rechters’ en ‘neprechtbank’. De oprichter en voorman van de uiterst rechtse Partij voor de Vrijheid heeft weinig op met de instituties: eerder sprak hij ook van een ‘nepparlement’ (waarvan hij na het aangekondigde vertrek van SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij het langstzittende lid is).
Weerzien
Formeel gesproken was er geen beletsel voor Krans om de bedreigingszaak te leiden. “Technisch gezien had ik deze zaak kunnen doen. Je ziet als rechter wel vaker mensen in de rechtszaal die je eerder bent tegengekomen”, laat Krans NRC weten. Toch sloeg de twijfel toe, en toen Wilders aangaf als slachtoffer het woord te willen nemen, werd een collega-rechter op de zaak gezet om de zaak “zonder toeters en bellen” af te kunnen handelen.
De uiteindelijke voorzitter sprak zijn dank uit voor Wilders’ bijdrage, waarin deze uiteenzette hoe het is om al zolang als bedreigd politicus door het leven te gaan. Hij had de rechtbank gevraagd “een krachtig signaal” af te geven. Met de hoge strafeis voor Latif gaf het OM hieraan in ieder geval gehoor.