Rechters in dubio

Delen:

Het was – in deze voor rechters woelige tijden – een verademing een lunchlezing mee te maken, gegeven door Bernhard Schlink (66 jaar oud), voorheen rechter in de Bondsrepubliek, nu hoogleraar aan de Humboldt-universiteit, maar natuurlijk beter bekend als schrijver van “De voorlezer”. Zijn verhalenbundel “Zomerleugens” in Nederland – waar hij tijdelijk verblijft – is onlangs uitgekomen (Cossee Amsterdam).

Schlinks lezing ging over “Law and Literature”. Hij trakteerde het publiek op verschillende beschrijvingen van het rechtsbedrijf. Een daarvan was de story van Billy Budd, een zeeman die door een vijandig schip als conscript werd ingelijfd. Hij gedroeg zich loyaal op het vijandelijke schip en verkreeg daar populariteit, tot de bootsman daar genoeg van kreeg en hem vernederde. Billy Budd sloeg – letterlijk – terug maar trof de bootsman zo ongelukkig dat die dood neerviel.

Onder de officieren was wel wat medegevoel met Billy Budd. Maar de kapitein, voorzitter van de krijgsraad, legde zijn mede-rechters uit dat hier slechts de doodstraf kon worden opgelegd: ook zij die voor wat betreft de schuldvraag met hun geweten worstelden hadden de plicht dat geweten voor het recht opzij te zetten.

Dat is een interessant thema.

Hoe ver mag de rechter gaan die zich weliswaar gebonden acht aan de wet maar anderszins – om des geweten wille – een uitkomst van een proces wenst die met die wet kennelijk niet overeenkomt?

Een ander voorbeeld daarvan leverde de Zuid-Afrikaanse rechter Marius de Klerk, die – een week eerder – te gast was bij het 50-jarig jubileum van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging in het Vredespaleis in Den Haag.

De Klerk was voorzitter van het gerecht dat in 1987, dus nog vóór het einde van het apartheidsbewind, had te oordelen over een beschuldiging van “sluipmoord”door vier ANC-activisten, de Delmas-4. In de Zuid-Afrikaanse traditie betrof het een accusatoir strafproces waarin de rechter vooral lijdelijk is. De vier ANC-verdachten erkenden de bevoegdheid van het gerecht niet en namen dan ook niet actief deel aan de procedure. Hun schuld aan de aanslagen kon dan ook gemakkelijk worden vastgesteld.

Volgens de Zuid-Afrikaanse wet moest nu de doodstraf volgen. Dat zou alleen niet kunnen als er verzachtende omstandigheden konden worden vastgesteld (jeugdige leeftijd, beïnvloeding van buiten, bijzondere omstandigheden en dergelijke). Maar die omstandigheden moesten dan wel – objectief – worden vastgesteld in de rechtszaal en daartoe nam de verdediging dus geen initiatieven.

Rechter De Klerk deed dat toen maar zelf. Hij benaderde een advocaat van de verdediging om de families van de verdachten te bewegen getuigen ter zitting te doen komen die verzachtende omstandigheden zouden kunnen aanvoeren. En toen die advocaten dat bleven weigeren benaderde hij met hetzelfde doel een derde advocaat, voorzitter van Lawyers for Human Rights.

En zo geschiedde: de verdediging bleef weigeren zelf enige actie te ondernemen, maar de families van de verdachten deden dat – op eigen houtje – wel. En hoewel de wet niet in deze mogelijkheid voorzag liet het gerecht die getuigenissen toe. Die werden afgelegd, daaruit konden verzachtende omstandigheden worden afgeleid (de vier waren op jeugdige leeftijd naar een ANC-kamp in Mozambique gegaan en daar “min of meer” geïndoctrineerd). Dat was voor De Klerk reden om niet de doodstraf op te leggen.

Daarmee was het proces nog niet af. De Klerk was een dissenter binnen zijn panel van drie rechters en was dus toch gedwongen namens het gerecht de doodstraf uit te spreken. Maar na zijn opzienbarende dissenting opinion tekenden de verdachten hoger beroep aan en de mogelijkheid daartoe (leave to appeal) werd hen door De Klerk zelf verleend. In hoger beroep werd de doodstraf vernietigd en werden zij tot (lange) gevangenisstraffen veroordeeld. Gevangenisstraffen die na de afschaffing van de apartheid natuurlijk niet langer voltrokken werden.

Waar het mij nu om gaat is dat De Klerk, buiten het OM om, de verdediging , dus een van de procespartijen, apart benaderde: een rechterlijke doodzonde. Hij zag geen andere mogelijkheid om aan het opleggen van de in zijn ogen volstrekt onrechtvaardige doodstraf te ontkomen.

In de discussie die op zijn lezing volgde werd De Klerk gevraagd waarom hij het OM niet van zijn contact met de verdediging op de hoogte had gebracht. En hij zei: “Dan was ik zeker gewraakt. Dus heb ik het niet gedaan.”

Bernhard Schlink bepleitte in zijn lezing een meer persoonlijke benadering door de rechter dan tot nu toe gebruikelijk, een rechter die Billy Budd niet hoefde te laten ophangen, een rechter die in zijn oordelen “legal interests” en “personal convictions” met elkaar in evenwicht brengt. Hij meende ook – in het huidige tijdsgewricht – in die richting een “turn to subjectivism” te bespeuren.

Ik denk dat de Zuid-Afrikaanse rechter De Klerk daar in 1987 een voorbeeld van gaf. Waarschijnlijk levert dat gedrag rechters op die meer van vlees en bloed zijn dan in het verleden, en daardoor misschien meer worden beschouwd als deel uit te maken van de samenleving.

Kwetsbaarder zijn zij daardoor ook!

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven