Rechters zeer zelden (echt) de fout in

Delen:

In de periode 2009-2010 is er in ons land één rechter om disciplinaire redenen ontslagen. Eén rechter die hiervoor in aanmerking kwam, was voor het tot een procedure kwam, reeds met pensioen, en in twee gevallen is een disciplinaire maatregelen door de Hoge Raad afgewezen.

Dat stelt de Hoge Raad in het verslag over 2009 en 2010 dat deze week werd gepubliceerd. Uit het verslag blijkt dat het aantal klachten tegen rechters buitengewoon gering is. Onderscheiden kunnen worden disciplinaire procedures die door de procureur bij de Hoge Raad zelf aanhangig worden gemaakt. Hiervan was in de verslagperiode slechts in een viertal gevallen sprake van. Een groter aantal klachten kwam van burgers, namelijk een kleine 100. Hiervan bleek een flink aantal niet op rechters van toepassing, dus deze werden niet-ontvankelijk verklaard.

Hetzelfde gold voor een klacht tegen een rechtbankpresident. Deze had gehandeld in zijn kwaliteit als president en niet als rechter, dus ook in dat geval was de Hoge raad niet bevoegd. Hetzelfde geldt voor rechterlijke beslissingen zelf die dus ook buiten het kader van deze ombudsmanachtige regeling vallen.

Uit het verslag van de Hoge Raad blijkt verder dat klachten over rechters niet mogen worden afgehandeld door een niet-gerechterlijk lid van de rechtbank, bijvoorbeeld de directeur bedrijfsvoering. Wegens de onafhankelijke positie van de rechter kunnen klachten over rechters alleen door andere rechters worden afgehandeld.

De Hoge Raad geeft in het verslag een aardig voorbeeld van het soort klachten dat wordt ingediend tegen rechters: “Een voorbeeld daarvan was een klacht over de bejegening door de rechter tijdens een zitting inzake een opgelegde boete wegens een verkeersovertreding. De betrokkene was aldaar verschenen in een zwarte toga met daarop een grote, paarse bef. Hij had een boek bij zich ‘Het OM in de fout’, dat hij tentoonstelde op tafel. De rechter merkte op dat hij in verwarring was door deze verschijning en vroeg de betrokkene of hij advocaat was. Die antwoordde dat hij dat niet was. Op de vraag van de rechter waarom hij dan een toga droeg, antwoordde de betrokkene dat hij een excentrieke persoonlijkheid was en op deze manier zijn zaak kracht wilde bijzetten. De zitting ging verder over de inhoud van de zaak. Naderhand diende de betrokkene een klacht in tegen de rechter omdat die vooringenomen zou zijn geweest en onheuse opmerkingen zou hebben gemaakt. De president van het gerecht verklaarde de klacht ongegrond. Het feit dat de rechter in verwarring was door de kledij van de betrokkene achtte de president begrijpelijk en geen klachtwaardig gedrag. De door de betrokkene overgelegde ‘verklaringen’ van twee verschillende getuigen dat de rechter de betrokkene een vreemd en raar kereltje had genoemd, werden door de president terzijde gelegd; ze waren geschreven in hetzelfde handschrift en in dezelfde bewoordingen. De procureur- generaal was van oordeel dat de president de klacht behoorlijk had afgedaan, zodat er geen genoegzame grond was voor een vordering tot verder onderzoek bij de Hoge Raad.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven